1-Koningen 19:19 – De roeping van Elisa
Van de drie opdrachten, die Elia van God had ontvangen aan de berg Horeb, was de aanwijzing om Elisa tot profeet te zalven in zijn plaats, de laatste. Merkwaardig genoeg is Elia juist daarmee begonnen. Hoe en waar vond hij Elisa?
“Hij trof Elisa, de zoon van Safat, aan bezig te ploegen met twaalf span voor zich, terwijl hij zelf bij het twaalfde was” (1 Kon. 19:19). Elisa leefde als een onbekende voor de mensen op de boerderij van zijn vader. Maar God kende hem en wilde hem gebruiken in zijn dienst.
De Heer is ni et gebonden aan geleerde mensen, aan koningen en priesters. Een boerenzoon riep Hij om een hoge geestelijke taak te verrichten. Dat dit geen unicum is, bewijst de roeping van Amos, de schapenfokker uit Tekoa, tot profeet des Heren. Ook de elf discipelen waren geen mannen, die op grond van hun maatschappelijke opleiding in de termen vielen om gezanten van Christus in deze wereld te zijn (zie ook 1 Kor. 1:26).
Het is ook nu van groot belang als iemand, voordat hij door de Heer tot een speciale dienst geroepen wordt, geleerd heeft de handen uit de mouwen te steken. Mannen, die getoond hebben hun maatschappelijk werk met ijver en toewijding te willen verrichten, die dit ook deden “als voor de Heer”, kan Hij ook met vertrouwen een taak in zijn dienst geven.
Geen gemakkelijke beslissing
“Toen Elia hem voorbijging, wierp hij hem zijn mantel toe”, kennelijk met de bedoeling dat Elisa die zou opvangen en dragen om zodoende Elia’s dienstknecht en opvolger te worden (zie 2 Kon. 2:13).
Elisa heeft de bedoeling begrepen. Hij verliet tenminste onmiddellijk de runderen, snelde Elia achterna en zei: “Laat mij toch mijn vader en moeder kussen, dan wil ik u volgen”.
Het antwoord van Elia was: “Ga heen, keer terug, want wat heb ik u gedaan?”
Het was bepaald geen gemakkelijke beslissing, die zo plotseling van Elisa werd gevraagd. Uit het feit dat hij met twaalf span runderen ploegde, kunnen we afleiden dat zijn vader een welgestelde boer was. Zeer waarschijnlijk zou Elisa de erfgenaam worden van de bezittingen van zijn vader. Maar daar kruiste Elia zijn levensweg en riep hem zijn lot te verbinden aan dat van de verworpen profeet des Heren. Aan de ene kant het vaderlijk erfdeel, een onbezorgde toekomst, een goed inkomen; aan de andere kant een onzeker leven aan de zijde vaneen man die als banneling het land doortrok.
Zou Elisa zijn geboorteplaats, het ouderlijk huis, het erfdeel verlaten om de metgezel en helper te zijn van Elia?
Is het een wonder dat er even een strijd woedde in het binnenste van Elisa?
Mogen we uit de woorden en de houding van Elia opmaken, dat hij begrip heeft gehad voor de natuurlijke gevoelens die bleken uit de vraag van Elisa, om zijn vader en moeder te mogen kussen?
Er bestaat daarover nogal wat verschil van mening tussen verschillende schriftuitleggers.
Sommigen van hen menen dat Elisa nog niet klaar was om Elia op te volgen, en beroepen zich daarbij, zij het voorzichtig, op Lukas 9:62: “Niemand, die zijn hand aan de ploeg slaat en achterwaarts ziet, is bekwaam voor -het koninkrijk Gods”.
Anderen zijn juist een tegengestelde opvatting toegedaan en beroepen zich op het feit, dat Elisa direct Elia is gevolgd en hem heeft gediend. Mogelijk ligt de waarheid in het midden. Al was er bij Elisa een door God gewerkte bereidheid om Elia te volgen, toch was er ook een natuurlijke aarzeling om zijn geliefden te verlaten.
Elia’s antwoord legde de verantwoordelijkheid om Gods roepstem te gehoorzamen geheel op Elisa. Hij wilde geen druk op Elisa uitoefenen, hem niet bevelen of dwingen te gehoorzamen. Elia liet het aan de boerenzoon zelf over om te beslissen wat hij zou doen. Hij bleef vrij om terug te gaan naar zijn familie, of om verder te trekken met de vervolgde en verworpen profeet.
Elia heeft in elk geval rustig afgewacht wat Elisa zou beslissen. Veel tijd heeft deze daarvoor dan ook niet nodig gehad. Spoedig was zijn besluit definitief. Door het span runderen waarmee hij ploegde te slachten, heeft hij als het ware de schepen achter zich verbrand. Ook al wil men in Elisa’s handelingen een terugblikken zien op de dingen die achter hem waren, dan heeft hij toch bewezen dat hij tot de overwinnaars behoorde, die de overwinning vierde over zijn eigen belangen door een feest voor anderen klaar te maken. Op zijn manier verkocht hij wat hij had en gaf het ’de armen’. Nadat hij zo zijn aardse taak beëindigd had, stond hij op en volgde Elia.
Opvolger van Elia
We horen niets van de dienst van Elisa tot de dag dat Elia ten hemel voer. Dat is ook logisch. Elisa moest profeet zijn in de plaats van Elia. Hun dienst kon niet samengaan.
Voor die tijd diende hij Elia in het meest eenvoudige werk. Eerst toen Elia weggenomen was, begon de eigenlijke taak van Elisa. Wat eraan voorafging was oefening in Gods leerschool, zoals we dat ook vinden bij Jozef, Mozes, David en vele anderen. Wie in het openbaar een dienstknecht van God wil zijn en kracht openbaren, moet eerst deze kracht in stille afzondering voor God verzamelen. Waarom is er zoveel geestelijke krachteloosheid bij de gelovigen? Omdat men zich geen tijd gunt voor afzondering tot het gebed en onderzoek van Gods Woord.
Elisa was jarenlang in de stilte, maar zodra we voor het eerst weer iets van hem horen, blijkt dat hij in de afzondering kracht heeft opgedaan. Op de laatste tocht met Elia werd hij door drie dingen op de proef gesteld:
a. door de woorden van Elia: “Blijf toch hier”. Met grote beslistheid antwoordde hij echter: “Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten”.
b. door de opmerking van de profeten van Bethel: “De Here zal heden uw heer van u wegnemen”. Hierdoor werd hij verleid bezig te zijn met zichzelf en het verlies dat hij zou lijden. Ook deze proef doorstond hij glansrijk.
c. door de vraag van Elia: “Doe een wens”. Uit Elisa’s antwoord blijkt, dat hij zijn roeping verstond. Hij vroeg een dubbel deel, het recht van de eerstgeboren zoon (zie Deut. 21:17). Wilde Elisa kunnen gaan in de voetstappen van Elia, dan had hij tweemaal zoveel nodig als een andere profeet.
Op de laatste wens van Elisa gaf Elia ten antwoordt: “Gij hebt een moeilijke zaak gewenst”. Een natuurlijk mens kan in staat zijn aan een ander aardse rijkdommen te schenken, maar geestelijke kracht kan hij hem niet geven.
De voorwaarde om Elisa’s wens vervuld te zien werd afhankelijk gesteld van: “Indien gij mij zult zien”. Het geheim van geestelijke kracht voor een gelovige op aarde ligt verborgen in het zien op Christus in de heerlijkheid. Een voorbeeld hiervan zien we in Stefanus (zie ook Hebr. 12:2,3 en 2 Kor. 3:18).
Na de hemelvaart van Elia greep Elisa eerst zijn eigen klederen en scheurde ze in twee stukken. Een episode in zijn leven was afgesloten. Zoals hij eens, bij een andere belangrijke mijlpaal in zijn leven, de runderen slachtte, zo beschouwde hij nu zijn oude dienstkleding als af gedaan (zie 2 Kor. 5:17). Een nieuw gewaad, de mantel van Elia, was voor hem het symbool van de dienst die hij te verrichten kreeg. Elisa’s dienst begon met de hemelvaart, en daar waar vloek en dood heersten, maar hij nam de vloek weg en schonk leven. Hemelse heerlijkheid was zijn uitgangspunt.
Met de mantel van Elia in de hand en roepend tot de Here, de God van Elia, sloeg Elisa het water van de Jordaan, zodat hij door het droge kon oversteken. De Jordaan is een beeld van de dood van Christus en de scheiding van de wereld, die dit voor de gelovige meebrengt. Hoewel Elisa deze waarheid niet kende, getuigde hij door zijn geloofsdaad toch van de overwinning over dood en graf, evenals Elia dit kort te voren had gedaan. De geest van Elia rustte op Elisa. Dat was het getuigenis van de profeten van Jericho (zie ook Hand. 4 : 13). Deze profeten waardeerden het dat de geest van Elia op een ander was overgegaan, maar zelf hadden ze er geen deel aan. Op een verre af stand hadden ze gezien wat zowel Elia als Elisa in Gods kracht hadden gedaan met de wateren van de Jordaan. Hun geloof was echter niet toereikend om dezelfde weg te gaan. Ze wandelden niet, zoals Elisa, op de ‘opstandingsbodem’.
Misschien waarderen wij het ook als anderen hun gemeenschap met de Heer in Woord en daad laten blijken. Maar wandelen we zelf in gemeenschap met Hem, het oog gericht op de verheerlijkte Mens in de hemel? Gebrek aan geestelijke kracht was niet het enige, dat de mannen van Jericho kenmerkte. Ze waren ook hardleers en ongelovig en toonden grote natuurlijke kracht. Drie dagen lang zochten vijftig sterke mannen naar het lichaam van Elia, hoewel Elisa hun dit sterk ontraden had. Hun gedachten gingen niet verder dan de heuvels en de bergen op aarde, dan dood en graf. Dat de genade van God een mens opneemt in de hemel ging hun begrip te boven. Ze namen geestelijk niet dezelfde plaats in als Elisa, evenmin als Lot, die aanzag wat voor ogen was, dat deed in vergelijking met Abraham, die zag op het onzichtbare, op de stad die fundamenten heeft.