Mattheüs 8:5
Ik ben niet waard
De tocht van Christus brengt Hem nu naar Kapernaüm. Opnieuw een oponthoud. Nu komt er niet een melaatse, maar een hoofdman op de Heiland af. Het is geen onreine; maar helemaal zuiver is hij toch ook weer niet in het oog van de Joden, want het is een heiden. Hij hoort niet tot het Joodse volk, waarschijnlijk is het een Romein. Hij komt bij de heer met een verzoek, niet voor hem zelf, maar voor zijn knecht. Deze man blijkt in ieder geval gevoel te hebben voor zijn personeel. Zijn knecht is ziek en hij vraagt de rabbi van Nazareth om de jongen te genezen. Dan krijgt de man een vreemde vraagt ten antwoord: ‘Zal Ik komen en hem genezen?’ De man zal wel met de Joodse gebruiken op de hoogte zijn geweest en wel geweten hebben dat een Jood zo maar niet bij een heiden binnenkwam.
De Joden meenden dat ze dan onrein werden, want ze keken met hoogmoedige trots op alles wat niet-Jood was neer. Ze verhieven zich op hun “volk-van-God-zijn”, in plaats dat ze er dankbaar voor waren, en wisten dat dit een voorrecht was met een doel, namelijk om een licht voor de heidenen te zijn, Christus wil echter wel bij deze man komen. Voor Hem is niemand onrein. Hij kon de melaatse aanraken zonder verontreinigd worden. Hij wil ook het huis van de hoofdman wel binnengaan. Voor Hem is niemand te min.
De hoofdman roept echter uit: ‘Here, ik ben niet waard dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts één woord en mijn knecht zal herstellen.’
Ah, dat is even wat. “Ik ben niet waard”. Dat is een uitspraak, die je niet zo vaak hoort. “Ik ben beter dan die of die”, “Ik geef ieder wat hem toekomt, dus….”, “Er zijn er heel wat slechter….”. Dat zijn zo de geluiden die je als evangelist om de haverklap te horen krijgt. Voordat iemand zegt: ‘Ik ben niet waard’, dan moet er wel wat gebeuren. Dan moet je net als de verloren zoon bij het bankroet van je eigen leven komen te zitten. Daar bij de varkens kwam deze jongen tot de erkenning: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u. Ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden (Lucas 15).
Heeft u deze “zeldzame”woorden al op de lippen genomen? Heeft u zich als zondaar al gezien in het licht van God en gezegd: ‘O Heer, wat een onwaardig mens ben ik toch?’ Kijk, daar wacht God op! Bij zulke mensen wil Hij komen wonen. Bij hen die verbrijzeld van hart zijn. Maar…. Dan moet er ook wat op volgen. Er zijn van die zware, orthodoxe mensen die alsmaar klagen over hun onwaardigheid en hun zondigheid. Die het zo goed weten hoe verloren ze zijn, veel beter dan al die “lichten, die menen met een schoen en een slof de hemel te kunnen binnengaan”. Die van hun zondigheid een troetel kind maken en soms – vergeef me de uitdrukking – “barsten” van hoogmoedige nederigheid. Dat soort “Christenen” vergeet dat de hoofdman op “ik ben niet waard” laat volgen: “spreek slechts één woord”.
Zij verlangen een wonderbare ontmoeting, een bijzondere droom, een of andere belevenis op grond waarvan ze kunnen zeggen ook “tot het volkje Sions te behoren”. Ze zijn eigenlijk niet tevreden met het “woord”, dat luidt: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven”. Dat kun je zo maar niet doen, namelijk. En als je hen wijst op het “woord”: “Geloof in de Here Jezus en gij zult behouden worden”, dan gaat dat ook maar zo gemakkelijk niet. “Er moet heel wat komen staan te gebeuren”, zoals onder hen de stereotype uitdrukking luidt. Maar God zegt bij wijze van spreken: ‘Alles is gebeurd, kom en geloof.’ Wat we nodig hebben is niet een of andere bijzondere belevenis, maar eenvoudig geloof in wat God zegt in zijn woord.
Zo groot geloof in Israël niet gevonden
De hoofdman is vast overtuigd dat Christus slechts een woord behoeft te spreken en dat de zieke zal genezen. Net zoals wanneer hij zelf tot een ondergeschikte zegt: Ga, en hij gaat. Dit brengt de Heer tot de uitspraak: ‘Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israël heb Ik een zo groot geloof gevonden.” En Hij wijst er vervolgens op dat in het koninkrijk der hemelen heidenen, “van oost en west” zullen aanzitten, terwijl de kinderen van het koninkrijk, “de Joden”, zullen uitgeworpen worden in buitenste duisternis. Hierin zit ook voor ons een les. Het volk der Christenen, als ik het zo noemen mag, vertrouwt voor een groot gedeelte op uiterlijke dingen: kerkgang, doop, avondmaal, bijbel lezen etc. Zal Christus ook van velen onder hen niet moeten zeggen, dat bekeerde inboorlingen uit Afrika, die geen Christelijke ouders, geen Christelijke opvoeding, geen Christelijke school enz. enz. gehad hebben, hen zullen voorgaan in het koninkrijk der hemelen?