Mattheüs 8:23
Geen rustige reis
De gebeurtenissen die in Mattheüs 8 verteld worden, staan in nauw verband met elkaar:
De melaatse toont ons de onreinheid van de zondaar (vs. 1-4);
De hoofdman spreekt van de onwaardigheid van de zondaar (vs. 5-13);
De schoonmoeder van Petrus illustreert de ongeschiktheid om te dienen (vs. 14, 15);.
De bezetenen laten ons de onvrijheid van de zondaar onder de slavernij van Satan zien;
De zieken tonen ons de ongelukkige toestand van de mens door de gevolgen van de zonde (vs. 16, 17).
Voor allen en voor dit alles betekent Christus echter redding, en Hij maakt elke zondaar die in hem gelooft, tot een volgeling. Christus volgen betekent echter geen rustige wandeling, geen pad over rozen: Als de Meester geen plaats voor zijn hoofd heeft om te rusten, zal de discipel het dan gemakkelijk hebben? (vs. 18-20).
Christus volgen betekent ook: het dienen van Hem de voorrang geven en je door niets of niemand laten afhouden, je niet bezig houden met zaken die de “geestelijk doden” kunnen opknappen (vs. 21, 22).
Naar de overzijde….
De nu volgende geschiedenis laat zien dat het volgen van Christus overvaren betekent naar de overzij. Er ligt een levensreis voor de boeg. Maar in die reis vaart Hij met ons. Voor de discipelen viel de tocht niet mee, hun Meester sliep echter gerust. Voor hen leek dat op zorgeloosheid, op onverschilligheid over hun lot, maar dat was het niet. Ze konden het niet langer uithouden en maakten Hem wakker. Dit toonde hun “laag-bij-de-grondse-gedachten”. Hoe konden zij omkomen als de Heiland met hen in het schip was? Wat een klein geloof hadden ze toch! En hoe konden ze veronderstellen dat Hij zich niet om hen bekommerde? Hoe slecht kenden ze hun Meester! Hoe gering zij ook van Hem dachten, Hij verachtte hen niet en schonk hun uitkomst en deed hen behouden aan land komen.
Als u uw onreinheid, uw onwaardigheid enz. bij Christus hebt gebracht en Hem in uw levensschip hebt toegelaten, weet dan, dat Hij u net zo min in de steek zal laten als Hij het zijn discipelen gedaan heeft. Een bekende spreuk luidt:
Hij heeft ons geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst.
Vertrek als ’t u blieft
De komst van Jezus Christus in deze wereld heeft echter een dubbele uitwerking. Tot nu zagen we dat Hij in álle gevallen hielp, maar niet iedereen wenst zijn hulp, niet iedereen wenst zijn gezelschap, en dat toont het slot van dit hoofdstuk.
Aan de overkant van het meer ontmoet de Heer twee bezetenen. Kenmerkend voor de boze geesten is dat ze de Heer kennen: ‘Wat hebben wij met u te doen, Jezus, Zoon Gods?’, en dat ze hun eeuwig lot kennen: ‘Zijt gij hier gekomen om ons voor de tijd te pijnigen?’ Het ware te wensen dat de ogen van de verblinde mens van onze eeuw daar eens voor open gingen. Wat dat betreft kan de mens nog wel wat van de geesten leren. Deze demonen moeten echter op het machtwoord van de Heer wijken en de bezetenen zijn vrij. Geen zondaar is zo in de greep van satan of de heer kan hem bevrijden.
De bevrijding ging echter ten koste van een kudde zwijnen, die in het meer stortte. Zwijnen waren onreine beesten. Wat deden deze Joden ook met die dieren! Zo houdt de redding van een zondaar een veroordeling van de onreine gewoonten van de wereld in en dat kan de wereld niet verteren. Dat konden deze Gadarenen ook niet. Ze hadden liever hun zwijnen met de bezetenen dan twee vrije mensen zonder hun varkens. Ze verzoeken dan ook de Heer om maar alsjeblieft te vertrekken. Dit toont hoe de mensen de duisternis liever hebben dan het licht, want het licht brengt hun boze werken aan de dag.
Hebt u misschien uw zonden liever dan Christus en zijn nabijheid? U kunt hem bidden te vertrekken en dan gaat hij. Bedenk echter wel, dat u dan eens Hem zult bidden: ‘Heer, doe mij open’, en dan zal Hij niet verhoren, maar antwoorden: ‘Ga weg van mij in de buitenste duisternis.’
Of verwacht u een leven zonder Christus te zaaien en een eeuwigheid met Christus te maaien? Doe niet dwaas, want hoe kan dat nu? Kunt u distels zaaien en er tarwe van maaien? Die wet van oorzaak en gevolg kent u toch wel: “Wat een mens zaait zal hij ook maaien”. Wel, dat geldt niet alleen voor het stoffelijke, maar ook voor het geestelijke.