De gelijkenis van de zaaier Mt 13: 1-9. 18-23; Mk 4:1-9, 13-20; Lk 8:4-8, 11-15
De Zoon des Mensen
Door het gebruik van de titel “Zoon des mensen” verbindt de Heer Zich met ons. Hij is werkelijk mens. Hij is in alle dingen aan ons gelijk geworden (Fp 2:7). Maar…Hij noemt Zich de Zoon des Mensen en dat geeft de unieke positie aan die Hij onder de mensen had. Hij is de Mens bij uitstek. Hij is de ideale Mens. Tegelijk is Hij de Zoon van God. Hij is het Woord dat bij God was en God is (Jh 1:1).
Het is de Zoon des mensen die zaait. Wij mensen hebben de taak de aardbodem te bewerken (Gn 3: 23). De Zoon des mensen heeft Zich aan werk op aarde niet onttrokken. Hij was niet alleen de zoon van de timmerman Jozef, maar Hij wordt ook zelf als timmerman aangeduid ( Mt 13: 55; Mk 6: 3). Hier echter wordt een geestelijk werk van Hem aangegeven, namelijk dat Hij zaait. Het betreft niet gewoon zaad dat men in een akker zaait, nee het is het goede zaad van het Woord van God. Bij dat zaaien schakelt Hij dienstknechten in. Ze mogen met Hem meewerken. We denken dan aan ouders, leraars en predikers.
Het zaad
Uit vers 18 blijkt dat het zaad het woord van het Koninkrijk is. In de uitleg van de gelijkenis over het goede zaad en de dolik wordt het goede zaad aangeduid als de zonen van het koninkrijk (Mt 13: 38). Hieruit blijkt dat we onder het zaad zowel het woord van het koninkrijk moeten verstaan als de persoon waarop het zaad een bepaalde uitwerking heeft. In de gelijkenis van de tarwe en de dolik worden twee soorten zaad onderscheiden, namelijk goed zaad (graan) en dolik. In overeenstemming daarmee wordt ook slechts over twee soorten mensen gesproken namelijk over zonen van het koninkrijk en over zonen van de boze (vs 38).
In de gelijkenis van de zaaier gaat het slechts om één soort zaad . Dat zaad is goed. Of het nu valt op de weg, op de rotsachtige bodem, tussen de doorns of op de goede aarde, het gaat in alle vier de gevallen om het zaaien van goed zaad. Het verschil zit hem niet in het zaad, maar in de plaats waar het zaad valt. Wat dat laatste betreft zijn er vier mogelijkheden (zie Mt 13:1-6). Ook hier zien we dat het zaad en de grond als het ware vereenzelvigd worden. Dat gebeurt bij de uitleg van deze gelijkenis want dan is er sprake van hij die bij de weg gezaaid is; hij die op rotsachtige bodem gezaaid is; hij die tussen de doorns gezaaid is en hij die in de goede aarde gezaaid is (Mt 13: 18-23). Het komt er niet alleen op aan wat we horen of zien, dat kan goed (tarwe) of verkeerd, boos zijn (dolik), maar als we iets goeds horen of zien dan komt het er op aan wat we er in de praktijk van ons leven mee doen.
Het gaat niet om de wijnstok
Terloops zij nog opgemerkt dat het in Mt 13 niet gaat om het beeld van de wijnstok, waarmee in eerste instantie op Israël wordt gedoeld, maar om het beeld dat zaad uitgestrooid wordt in een akker. In de gelijkenis van de dolik wordt in vers 38 gezegd, dat de akker de wereld is. Dat is een belangrijke uitspraak. We vinden in het evangelie van Mattheüs een keerpunt bij hoofdstuk 13 nadat in hoofdstuk 12 duidelijk is geworden dat het volk Israël – als volk vertegenwoordigd in de leidslieden – de Christus verwierp en de krachten die Hij deed aan de duivel toeschreef en zich daarmee schuldig maakte aan de lastering van de Geest. Het gaat dus niet om een gelijkenis voor het Joodse volk, maar om een gelijkenis die alle mensen geldt in de hele wereld. .
De grond
In de gelijkenis van de zaaier is er dus geen verschil in wat er gezaaid wordt (zoals wel het geval is bij de gelijkenis van het onkruid onder de tarwe), het gaat om steeds hetzelfde goede zaad. Wel wordt er een verschil gemaakt in de grond waarop het zaad valt. De Heer onderscheid vier soorten grond en wel:
- de weg, dat is verharde, platgetreden grond waarop het zaad niet eens ontkiemt. De vogels komen en pikken het op. In de uitleg wordt dit werk van de vogels aan de boze, de duivel toegeschreven. Het gaat om luisteraars waarbij de prediking van het woord geen enkel effect heeft. Het beroert deze mensen totaal niet, ze horen het woord, maar het is ‘het ene oor in het andere oor uit’. Ze zijn druk met van alles en nog wat en schenken geen aandacht aan de boodschap van het evangelie. Ze “verstaan” de boodschap niet, het doel van de evangelie dringt niet tot hen door.
- op rotsachtige grond, dat is grond waarop slechts een dun laagje aarde ligt. Daar ontkiemt het zaad meteen, De grond is gauw opgewarmd en als er daarbij nog regen of dauw opkomt is ze uitermate geschikt om het zaad te doen ontkiemen, maar dat is dan ook alles. Je zou kunnen spreken van een broeikas- effect. Maar zodra de zon opkomt verdroogt de grond en verschroeien de jonge plantjes. Hier gaat het om mensen die het woord direct met vreugde aannemen, maar die geen wortel in zichzelf hebben. Er staat dat deze mensen het woord met vreugde ontvangen, maar dat is een kwestie van emotie. Het woord van het koninkrijk bevat de oproep tot bekering en berouw en dat is – in eerste instantie – geen zaak van vreugde. De Heer spreekt over mensen “van het ogenblik”, zodra er verdrukking of vervolging komt om het woord dan komen dit soort mensen direct ten val. Echte bekering heeft niet plaatsgevonden. Hier kunnen we denken aan de werking van het vlees dat een dergelijke tegenkanting van het geloof niet kan verdragen.
- tussen de doren, dat is een grond waar andere planten het zaad verstikken. De Heer spreekt over de zorgen van het leven en het bedriegelijke van de rijkdom waardoor deze mensen zich laten leiden. Ze hebben het woord wel gehoord en het heeft in eerste instantie ook wel effect – het zaad komt op – maar daarna verwerpen ze toch de boodschap omdat ze zich met andere dingen bezighouden en die belangrijker vinden. Hier kunnen we denken aan de invloed van de wereld. Van deze wereld gaat een enorme zuigkracht uit en die sluit aan bij de werking van de zonde in het hart van de mensen. Vgl hierbij Jr 4:3 “Zaait niet tussen de dorens”
- in de goede aarde, dat is een grond die bewerkt is, die diepgang heeft en waar dorens en dergelijke uitgeroeid zijn. Alleen bij deze grond is er sprake van vrucht. Daar is bij de drie voorgaande gevallen geen sprake van, maar dat is nu juist het doel van het zaaien. Het gaat niet om een plant, maar om de vrucht die de plant voortbrengt. Daarbij is er wel een onderscheid in de hoeveelheid vrucht, het kan zijn honderd, zestig of dertigvoud. Verg. bij dit punt Ps 126:5,6
Aanvullende opmerkingen
1) Volgens sommige uitleggers kunnen we in vers 5 tegenkanting zien tegen de Zoon, in vers 6 tegen de Geest en in vers 7 tegen God.
2) Enkele aanvullingen vanuit de evangeliën van Markus en Lukas:
- In Mt 13: 19 wordt van het zaad gezegd, dat het het woord van het koninkrijk is, in Lk 8:11 wordt het zaad “het woord van God”genoemd. In dit evangelie wordt van het zaad dat op de weg valt nog gezegd dat het vertrapt wordt (Lk 8:5)
Van de goede grond zegt Mattheüs dat het gaat om een mens die het woord “hoort en verstaat”; Markus spreekt in dat geval over “horen, aannemen en vrucht dragen”; Lukas omschrijft deze mensen als hen die “horen, in een eerlijk en goed hart bewaren en met volharding vrucht dragen”. Markus en Lukas leggen in dit punt de nadruk op de zaak waar het uiteindelijk omgaat en dat is – zoals al gezegd – niet een plant vormen, maar vrucht dragen. - in Mk 4:19 wordt aan de zorgen van dit leven en het bedrieglijke van de rijkdom nog de begeerte naar de overige dingen toegevoegd. Er zijn allerlei dingen die de uitwerking van het woord kunnen verhinderen
- Mattheüs begint wat het vruchtdragen betreft met honderdvoud en daalt af tot dertigvoud; Markus klimt op van dertigvoud tot honderdvoud. Mattheüs legt om zo te zeggen de lat op het hoogste niveau. Hij benadert het vruchtdragen principieel maar daalt ook af naar de praktijk. Markus begint met de praktijk en klimt op naar wat principieel de bedoeling is.
Wel mogen we de oproep in Mt 13:9 ter harte nemen die volgt op het vruchtdragen “wie oren heeft om te horen, laat hij horen”