‘Ik haat de echtscheiding’
Dat de mensen steeds luchthartiger over echtscheidingen praten en er steeds gemakkelijker toe overgaan te scheiden, maken de media ons wel duidelijk en valt uit de daarop betrekking hebbende statistieken wel te concluderen.
Trouwens hoeveel mensen lappen het hele huwelijk niet aan hun laars? Dat dit ook geldt voor het christelijk deel van de bevolking van ons land, vertellen ons dezelfde media en laten dezelfde statistieken zien. Gelukkig zijn er op het christelijk erf nog terreinen, waar het huwelijk in ere wordt gehouden, maar die terreinen schrompelen wel steeds meer in.
Dat er sommigen ‘onder ons’ zijn die door deze geest van luchthartigheid beïnvloed worden, leest men niet in een of ander orgaan, maar het valt helaas wel op te merken als je hier en daar je oor goed te luisteren legt.
Hoe mensen over echtscheiding denken
Hoe mensen over echtscheiding denken, is echter totaal onbelangrijk. De vraag is slechts hoe God erover denkt. En daarover behoeven we niet in het onwisse te verkeren. In Ml 2:16 staat in duidelijke taal: ‘Want Ik haat de echtscheiding, zegt de Here, de God van Israel’.
Nu heeft de Heer hier in eerste instantie de mannen op het oog, die aan hun vrouw ontrouw geworden zijn (let op de indringende benaming ‘vrouw uwer jeugd’, zij dus die al jaren aan je zijde staat) en haar verstoten hebben (vs.14). Maar de Heer haat natuurlijk net zo goed de echtscheiding, die door de vrouw veroorzaakt wordt, doordat ze bij haar man wegloopt.
Echtscheiding als gevolg van hartstocht
Blijkens vers 15 wordt de echtscheiding hier gezien als een gevolg van het laten gaan van iemands hartstocht, anders gezegd: er is dus een derde in het spel. Dat is in negen van de tien gevallen ook nu de reden. Het komt echter tegenwoordig ook voor dat men uit elkaar gaat terwijl er (nog) geen derde in het spel is. Men heeft gewoon genoeg van elkaar en dus verbreekt men de huwelijksband. Maar dat is net zo goed ontrouw en echtscheiding. De Heer zegt niet, dat Hij in die – en – die – gevallen de echtscheiding haat, maar ze in andere gevallen acceptabel vindt; nee, Hij haat de echtscheiding zonder meer.
Maar als blijkt dat je niet bij elkaar past…
Nu zouden we geen nakomelingen van een gevallen mensenpaar zijn als we niet met uitvluchten zouden proberen dit kwaad toch goed te praten. En zo hoor je dan opmerkingen als: ‘Maar als je nu echt niet bij elkaar past, moet je dan je hele leven als kat en hond bij elkaar blijven?’. Maar als je nu allebei met een ander veel gelukkiger kunt zijn …’. Al dit soort redeneringen slaan te pletter op dat ene woord: ‘Ik haat de echtscheiding’.
Geen enkel nuttigheidsargument houdt steek of brengt verandering in deze uitspraak. Als het huwelijk niet is zoals het wezen moet, geeft God niet de echtscheiding als uitweg aan, nee, Hij geeft en de man en de vrouw aanwijzingen hoe ze van hun huwelijk iets moois kunnen maken en… behoren te maken. Lees hiervoor het prachtige gedeelte van Ef 5: 23-33!
Dt 24 en Mt 19 in het geding gebracht
Men werpt echter niet alleen nuttigheidsargumenten in het strijdperk. Nee, christenen komen net als de Joden met ‘bijbelse’ argumenten, ‘bijbelse’ tussen aanhalingstekens dan, om toch een nooddeur voor de echtscheiding te creeren. Men beroept zich namelijk op Mt 19 en Dt 24 en zegt dan dat God in verband met de hardheid van ons zondig hart toch de mogelijkheid, ja zelfs het voorschrift tot echtscheiding heeft gegeven. Welnu, dit is een totale verdraaiing van deze beide Schriftgedeelten, en deze verhandeling is in eerste instantie bedoeld om de onjuistheid van deze argumentatie in het licht te stellen. Voor alle zekerheid zij vermeld, dat ik hierbij uitga van een wettig gesloten huwelijk. Probleemgevallen waarbij je je kunt afvragen of er wel van een huwelijk sprake is, laat ik buiten beschouwing. Dat geldt ook het bijzondere geval, genoemd in 1 Ko 7, dat van een ongelovig echtpaar een van de partners tot bekering komt en de ongelovige partner daarom wil scheiden.
Evenmin gaat het over maatregelen van herderlijke zorg, waarbij men man en vrouw eens een tijdje van ‘bekoeling’ aanraadt omdat de emoties de pan uitvlogen. Ik moet dit wel zo stellen om het uit zijn verband rukken van uitspraken te voorkomen, of althans te pogen dat te voorkomen.
Waar gaat het in Dt 24 om?
In eerste instantie zullen we ons dan bezighouden met de uitleg van Dt 24: 1-4. Welnu, in dit geval wordt echtscheiding niet als een mogelijkheid aanbevolen; zelfs bevat het niet een verlof of toelating om te scheiden in directe zin. Integendeel, het gaat in dit gedeelte om een verbod en het is van het uiterste belang in te zien wat voor verbod het betreft.
Vers 1 a begint met een veronderstelling, namelijk dat iemand een vrouw gehuwd heeft van wie zich zijn genegenheid afkeert omdat hij iets onbehoorlijks aan haar gevonden heeft. Wat dat ‘onbehoorlijks’ inhoudt is een vraag op zichzelf, die we even laten rusten.
Vers 1 b gaat verder met een tweede veronderstelling en wel dat de betreffende man zijn vrouw een scheidbrief heeft gegeven en haar heeft weggezonden.
Met geen woord zegt God dat de man in dat geval zijn vrouw moet wegzenden (denk aan Mt 19:7 in het licht van vers 8), zelfs staat er niet dat hij zijn vrouw mag wegzenden. Niets van dat alles. Er worden alleen zaken vermeld die kunnen plaatsvinden. Alleen het feit, dat God de mogelijkheid van wegzending vermeldt,houdt direkt is, dat God deze handelswijze laat begaan en ze dus toelaat. Zo geeft de Heer dit dan ook als een toelating aan in Mt 19:8. Het gaat er in Dt 24 echter niet om deze toelating naar voren te brengen en als mogelijkheid voor te schrijven. Nee, het gaat om heel wat anders, dat blijkt uit vers 4. Eerst echter wordt in vers 2 een volgende mogelijkheid geopperd, namelijk dat deze verstoten vrouw de vrouw van een ander geworden is. Vervolgens veronderstelt vers 3 dat de tweede man ook een afkeer van die vrouw krijgt en haar wegzendt. Daarbij word ook de mogelijkheid naar voren gebracht, dat deze tweede man gestorven is.
Nu pas, dit alles gegeven zijnde, volgt er een uitspraak van God! Bij alles wat in vers 1-3 geschreven staat, wordt geen enkel commentaar van Gods kant gegeven. Hoe God over het wegzenden denkt, staat er niet. Hoe God over de hertrouw met een andere man denkt, wordt evenmin vermeld! Daar gaat het in dit gedeelte niet om. Waar het om gaat lezen we in vers 4, en wel dat in het hier veronderstelde geval de eerste man onder geen enkel beding zijn weggezonden weer tot zijn echtgenoot mag maken.
Een verbod tot hertrouw van de weggezonden vrouw
Dit gedeelte bevat dus een verbod tot hertrouw bij verstoting, en er valt uit de vermelding van de mogelijkheid van verstoting slechts indirekt – niet een bevel tot, maar – een toelating van de echtscheiding uit op te maken, en volgens het woord van de Heer is dat om de hardheid van het hart. Hierbij moet onderstreept worden, dat zelfs in het geval dat de tweede echtgenoot van de verstoten vrouw gestorven is, zij niet meer de vrouw van de eerste man mocht worden, terwijl de dood het huwelijk definitief verbreekt (Rm 7:2).
Het voorschrift van Dt 24:1-6 is dan ook in de verste niet bedoeld om de mogelijkheid tot echtscheiding aan te geven, maar juist om echtscheiding tegen te gaan. Want wie zijn vrouw verstootte moest er wel mee rekenen, dat hij haar (als ze met een ander trouwde) nooit meer terug mocht nemen, ook al kreeg hij er nog zo’n spijt van dat hij haar verstoten had.
Scheidbrief meegeven
Tegen het bovenstaande kan men twee dingen inbrengen. Ten eerste dat de Statenvertaling het meegeven van een scheidbrief aan de verstoten vrouw wel als een voorschrift vermeldt. Ten tweede, dat volgens Mk 10:4 de Heer Jezus over een gebod van Mozes heeft gesproken.
De tekst van Dt.24:1 in de Statenvertaling luidt: ‘Wanneer een man een vrouw genomen en die getrouwd zal hebben, zo zal het geschieden, indien zij geen genade zal vinden in zijn ogen, omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft, dat hij een scheidbrief zal schrijven, en in haar hand geven, en ze laten gaan uit zijn huis. Zo zij dan, enz’.
Nu valt het direkt op, dat ook de Statenvertaling vers 1 niet als een afgerond geheel beschouwt. Direkt volgt er: ‘zo zij dan…’. Vers 1 is slechts inleidend. De werkelijke bepaling komt pas in vers 4.
In geen geval staat er met zoveel woorden, dat hij deze vrouw moet wegzenden. Wat anders is, dat als hij haar wegzendt, hij haar een scheidbrief mee moet geven. Wanneer we bij vers 1 van een gebod willen spreken dan bevat dit vers geen gebod om te scheiden, maar een gebod om bij wegzenden een scheidbrief mee te geven. Op zichzelf voorkomt dit dat een man in een dolle bui zijn vrouw het huis uitjaagt zonder enige bezinning. Het schrijven van de scheidbrief remde dat af.
Wanneer Mk 10:5 spreekt over wat Mozes geboden heeft dan mogen we dat niet lezen alsof er gedoeld wordt op een gebod tot echtscheiding, maar op het feit dat er over de kwestie van de echtscheiding een voorschrift door Mozes is gegeven, dat tot de geboden van Mozes behoort.
Als dan in Mk 10:5 gesproken wordt over de hardheid van het hart (net als in Mt 19) en er terugverwezen wordt naar de oorspronkelijke huwelijksinstelling, dan blijkt daaruit zonneklaar dat met ‘gebod’ beslist niet gedoeld wordt op een gebod tot scheiding, maar op een voorschrift om bij verstoting een scheidbrief mee te geven.
Het wezenlijke waarom het in Dt .24 gaat komt wel niet in Mt 19 en Mk 10 ter sprake – daar ging het in het gesprek met de Farizeeen namelijk niet om – maar is blijkens het slot van Dt 24:1-4 het verbod om de verstoten vrouw te hertrouwen nadat ze de vrouw van een ander geworden is.
Om elke oorzaak
In plaats van zich met de ernst van dit voorschrift bezig te houden, hebben de Joden zich geworpen op het vraagstuk wat er met ‘iets onbehoorlijks aan haar’ bedoeld was. Met de mogelijkheid dat een man zijn vrouw zó maar wegzond hield God kennelijk geen rekening, want die mogelijkheid wordt niet vermeld. God gaat uit van het geval, dat er iets onbehoorlijks aan de vrouw gevonden werd. Nu waren er Joden, die daarbij dachten aan kwaad op zedelijk gebied. Dat hoefde nog niet direkt sexueel kwaad te zijn, maar moest toch liggen op het terrein van de verhouding man – vrouw.
Andere Joden vatten het begrip ‘iets onbehoorlijks’ heel ruim op en meenden dat falen in het verzorgen van een goede maaltijd er ook onder viel. Op die manier zetten ze het licht voor scheiding heel gemakkelijk op groen, terwijl God het blijkens Ml 2:16 op rood heeft staan.
Met deze twistvraag onder de Joden komen de Farizeeen bij Jezus en vragen hem of een man zijn vrouw mocht verzenden ‘om iedere reden’.
Dit laat zien hoe weinig besef ze hebben van de ernst van echtscheiding.
Terug naar Gn 2:24
Toen in de dagen van de Heer de Joden met dit probleem bij Hem kwamen, heeft Hij hun geducht de les gelezen. Hij wees echtscheiding radicaal af met een heenwijzing naar het scheppingsgebeuren. God heeft man en vrouw gemaakt en daarbij is aangegeven, dat een man zijn vader en moeder zou verlaten (dit gold duidelijk voor het nageslacht van Adam en Eva, want Adam hoefde en kon zijn vader niet verlaten om zijn vrouw aan te hangen) en dat hij zijn (let wel: niet ‘een’) vrouw zou aanhangen (er is dus een vaste verbintenis met een bepaalde vrouw) en die twee tot een vlees zouden zijn. Dit is duidelijk Gods huwelijksinstelling, die geldt door de eeuwen heen! De Heer onderstreept de eenheid van man en vrouw dan nog eens en voegt er aan toe: ‘Hetgeen dan God samengevoegd heeft scheide de mens niet’. Als de Joden zich vervolgens op onjuiste manier beroepen op Dt .24, wijst hij hen terecht.
Wat de echtscheiding betreft heeft God niets geboden, maar alleen (indirect) iets toegestaan (het gaat echter, ik beklemtoon het opnieuw, in Dt 24 eigenlijk om een verbod van hertrouw) en dat gebeurde om de hardheid van het mensenhart. In de tweede plaats echter bepaalt Hij hen bij de oorspronkelijke inzetting van God. Hij wijst terug naar ‘in de beginne’.
Wij, christenen staan niet onder de wet zoals de Joden in de dagen van Jezus. Een beroep op Dt .24 om de mogelijkheid van een echtscheiding te propageren past ons helemaal niet. Dt 24 heeft ons echter wel degelijk wat te leren: en wel dat God echtscheiding zo ernstig vindt, dat een hertrouw met de verstoten vrouw, nadat deze voor de tweede keer getrouwd geweest is, Hem een gruwel is.
Hoe zit het met Mt 19?
Zoals eerder gezegd beroept men zich ook op Mt 19 om vrij baan te maken voor echtscheiding. Het gaat dan om de woorden: ‘Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een andere trouwt, pleegt echtbreuk’ (Mt 19:9).
Deze uitspraak wordt ook wel zo weergegeven: ‘Ik zeg u echter, dat wie zijn vrouw verstoot, niet om hoererij, en met een ander trouwt, overspel pleegt, en wie met een verstoten vrouw trouwt, pleegt overspel’.
Ook deze tekst wordt misbruikt en het misbruik bestaat hierin, dat men elk geval van ontrouw in het huwelijk als een breekijzer hanteert om het huwelijk te ontbinden. Dat is echter zeker niet de bedoeling van de Heer geweest. Er staat niet, dat als een vrouw of een man ontrouw zijn, daarmee de huwelijksband is doorgesneden en er staat helemaal niet dat in zo’n geval de ene huwelijkspartner de ander heeft te verstoten en hij of zij dan vrij is om te hertrouwen.
Net als in Dt 24 wordt er slechts indirekt iets toegestaan. Het is naar Gods gedachten zo, dat er in geval van huwelijksontrouw belijdenis van het kwaad moet plaatsvinden en de afgedwaalde partner door de ander in genade weer wordt aangenomen. Dat is niet altijd gemakkelijk; dat kost zelfverloochening, maar het is wel de eerst aangegeven weg. Immers ook voor deze zonde is vergeving mogelijk, en ook in dit geval kan er verzoening plaatsvinden tussen de beide huwelijkspartners.
Geen uitzondering?
Nu lezen sommige verklaarders de woorden ‘niet om hoererij’ zo, dat de Heer ermee bedoelt ‘over hoererij praten we niet, dat laten we buiten beschouwing’ Zij gaan ervan uit dat de bedoelde woorden geen uitzondering aangeven. In plaats van afzwakking van het verbod tot echtscheiding, staan deze uitleggers een versterking van het verbod voor.
Het lijkt me echter toe, dat ze dan meer zeggen, dan de uitspraak zoals die er staat inhoudt. De Heer maakt naar mijn gevoelen wel degelijk voor hoererij een uitzondering. Maar dan alleen in deze zin, dat als er hoererij in het spel is en als iemand in zo’n geval een andere vrouw trouwt, je niet van overspel kunt spreken. Maar dat is dan ook alles. De Heer zet in geval van hoererij van een van de partners het licht niet op groen zetten om dan toch maar te scheiden. Zijn woorden betekenen slechts, dat als iemand in zo’n geval hertrouwt, die persoon niet door rood licht gereden is.
Het uitzonderingsgeval
Het uitzonderingsgeval, waarbij hoererij in het spel is, wordt ook in Mt 5: 31 en 32 genoemd. Uit dat vers valt echter helemaal geen grond voor echtscheiding te halen, zelfs niet in geval van hoererij. De woorden van de Heer luiden: ‘Maar ik zeg u, dat een ieder, die zijn vrouw verstoot anders dan uit oorzaak van hoererij, maakt dat zij overspel pleegt, en wie een verstotene trouwt, pleegt overspel’.
De uitzondering ‘behalve uit hoererij’ betekent slechts, dat in dat geval de man die zijn vrouw wegzendt niet schuldig staat aan het feit, dat hij zijn vrouw tot overspel beweegt. In het bedoelde geval had de vrouw namelijk al overspel gepleegd. Volgens de wet van Mozes zou deze man zijn vrouw naar de rechters moeten brengen om gestraft te worden.
Wat te doen na belijdenis?
De christen moet zijn vrouw als ze haar kwaad belijdt en tot inkeer komt, weer in genade aannemen. We leven namelijk niet onder de wet, maar onder de genade. Doet ze dit echter niet en blijft ze volharden in de ontucht, dan is de man, ingeval hij met een ander trouwt, geen overspeler. (Voor een vrouw geldt in zo’n geval uiteraard hetzelfde). Maar dat is dan ook het enige wat je ervan kunt zeggen.
Dat de Schrift de mogelijkheid tot echtscheiding en zeer zeker de mogelijkheid tot hertrouw tot een minimum beperkt, blijkt ook nog zijdelings uit het feit, dat in Mk 10:11,12 en in Lk 16:18 het uitzonderingsgeval van ‘hoererij’ niet eens vermeld wordt.
Hoe moeten we iemand aanvaarden die een heel ‘verleden’ achter zich heeft?
Het kan zijn, dat een ongelovige meerdere huwelijken achter de rug heeft waarbij hij in een situatie van overspel is terechtgekomen en dat zelfs meer dan eenmaal. Wat moeten we met zo iemand aan, als hij tot bekering komt? Wel, dan hebben we hem precies zo te aanvaarden als God hem aanvaard heeft. Door het geloof in Christus is deze man gerechtvaardigd en gereinigd. De klok van zijn leven valt niet meer terug te draaien en zijn overspelige huwelijken kan hij niet ongedaan maken. We aanvaarden hem echter in de situatie waarin hij verkeert.
Zo lezen we van de Korinthiers dat verschillenden van hen in overspel geleefd hadden, maar dat God hen gereinigd had (1 Ko 6:10,11).
Eveneens kan zich het geval voordoen, dat een gelovige in de zonde valt, zijn vrouw verlaat en een huwelijk met een andere vrouw aangaat. Daarmee pleegt hij dus overspel. In wezen doet de gelovige niets anders dan de ongelovige. Ook voor hem is er de weg terug, de weg van inkeer en berouw. Ook in zijn geval kan de klok van zijn leven niet teruggedraaid worden. Bij God is echter vergeving. Het kwaad van de gelovige is echter veel ernstiger, omdat hij zich nooit op onkunde of iets dergelijks kan beroepen. Hij zondigt niet slechts als schepsel tegen God, maar als kind tegen de Vader. Gods kastijdende hand (denk aan David, lees Ps 32 en 51) zal op hem neerkomen. Het doel daarvan is dat de man tot inkeer komt. In dat geval is er herstel mogelijk.
Het gevaar bestaat echter dat de gelovige met een schijnberouw komt. Een gedegen onderzoek is dus noodzakelijk. Hoe arglistig is namelijk ons hart. Hoe gemakkelijk zouden we onze levenspartner kunnen wegzenden om met een andere te trouwen en dat met de gedachte: ‘later belijd ik wel even dat het fout is geweest en dan is het weer in orde’. Laat ieder, die zo denkt, bedenken dat we medegelovigen misschien om de tuin kunnen leiden, maar God niet en dat in dat geval Gods tuchtigende hand ons nog veel zwaarder treffen zal.
Staat echtscheiding op een lijn met overspel?
In deze verhandeling over het onderwerp ‘Hoe denkt God over echtscheiding?’ is naar voren gebracht, dat God echtscheiding haat en dat dat geldt zowel voor echtbreuk waarbij een derde in het spel is als voor een verstoting waarbij (nog) geen derde een rol speelt. Dit laatste betekent echter niet, dat we geen onderscheid tussen de verschillende gevallen van echtscheiding zouden moeten maken en zeker niet, dat we echtscheiding – op – zichzelf op een lijn moeten stellen met overspel. Het maakt (niet voor de veroordeling van de dáád, maar wel voor de beoordeling van de zwáárte van de daad) wel degelijk uit of er een derde in het spel is of niet. Eveneens zullen we bij onze beoordeling, en bij de te treffen tuchtmaatregelen om tot herstel te komen, de omstandigheden waaronder een echtscheiding plaatsvindt in rekening moeten brengen. Er kunnen zich namelijk diverse complicaties voordoen.
Als bijv. een man zijn vrouw verstoot omdat hij het met een ander houdt en met die ander sexuele gemeenschap heeft, dan pleegt hij overspel. Als de verstoten vrouw daarna weer trouwt kan men haar geen overspeelster noemen. Of het gewenst is dat ze hertrouwt is een andere zaak. Zolang haar man met die andere vrouw geen huwelijksband is aangegaan, lijkt het mij naar Gods gedachten te zijn, dat ze de weg tot een eventueel herstel openhoudt en die niet door een tweede huwelijk blokkeert. Hier kunnen we echter geen wet stellen; en als de om die reden verstoten vrouw hertrouwt, mogen we haar niet van overspel beschuldigen. Ditzelfde geldt natuurlijk ook in het omgekeerde geval voor de man als zijn vrouw een sexuele relatie met een andere man onderhoudt. In het voorgaande is dit reeds ter sprake gebracht, maar het wordt hier voor de volledigheid nog eens herhaald.
Nog geen overspel
Als een man zijn vrouw verstoot zonder dat er een derde in het spel is, heeft hij daarmee nog geen overspel gepleegd. De daad op zich is fout en zondig, maar we mogen hem niet een overspeler noemen. Bij de behandeling van deze zaak zal men dit wel moeten bedenken. Zodra de man echter daarna een relatie met een andere vrouw aangaat pleegt hij wel overspel en daarbij maakt het geen verschil hoe kort of hoe lang na de echtscheiding dit gebeurt. Als de vrouw een relatie met een andere man aangaat, voordat haar man een verbintenis met een andere vrouw is aangegaan, pleegt ook zij overspel.
Naar mijn overtuiging doelt Paulus op een situatie waarbij van overspel nog geen sprake is, als hij in 1 Ko 7:11 van een vrouw, die van haar man gescheiden is, zegt: ‘Laat ze ongetrouwd blijven of zich met haar man verzoenen’. Uit de laatste woorden blijkt immers, dat herstel nog mogelijk is. Natuurlijk is het mogelijk, dat de man polygaam leefde in die tijd, maar dat maakt voor het herstel principieel geen verschil.
Als de vrouw trouwt terwijl de man (nog) niet een andere relatie aangegaan is pleegt zij in ieder geval overspel, maar in dat geval staat de man die haar verstootte mee schuldig aan het feit, dat ze overspel pleegde. De Heer Jezus heeft dat zo gezegd: ‘Maar Ik zeg u, dat een ieder die zijn vrouw verstoot, behalve uit oorzaak van hoererij, maakt dat zij overspel pleegt’. De man, die met deze verstoten vrouw trouwt, pleegt ook overspel.
Als ze ongetrouwd blijven
Moeilijker ligt het als man en vrouw tot echtscheiding besluiten omdat ze het niet langer met elkaar kunnen vinden. Zolang ze beiden ongetrouwd blijven, hebben we met een zondige daad, maar nog niet met overspel te doen. Als een van de twee met een ander trouwt is dat een daad van overspel. Ik betwijfel echter of de ander als die ook een nieuwe relatie aangaat, dan geen overspel zou plegen. Juridisch gesproken kan men zeggen, dat degene die het eerst trouwt de weg tot herstel geblokkeerd heeft en dat de ander dus geen overspel pleegt als hij of zij hertrouwt.
Echter…we kunnen hier niet spreken van een verstoting of echtscheiding uit oorzaak van hoererij. In ieder geval staat ieder van de gewezen partners er schuldig aan, dat de ander tot de daad van overspel overgaat. Het is dan ook de vraag of hier Mt 19:9 a wel van toepassing is.
Bij de echtscheiding zonder dat er een derde i n het spel is, kunnen zich verschillende gevallen voordoen en het is zaak in de behandeling van deze droevige situaties hiermee rekening te houden. Veronderstel namelijk dat een man tot echtscheiding besluit omdat zijn vrouw het gezin volkomen verwaarloost, of nog erger: omdat ze pogingen doet hem te vergiftigen.
Dronkenschap, mishandeling
Of neem het geval, dat een vrouw haar man verlaat omdat hij zwaar alcoholist is of omdat hij haar en de kinderen molesteert. We krijgen helaas met dit soort gevallen te maken. Het gaat me niet om te bepalen hoe men in elk van deze gevallen precies moet handelen. Elk geval zal op zichzelf bekeken moeten worden. Er is veel afhankelijkheid en wijsheid van de Heer nodig om hier op de juiste wijze te handelen.
Het gaat me in dit artikel er wel om, op deze verschillen de aandacht te vestigen. We moeten namelijk niet slechts tot een juiste beslissing komen, maar ook tot een juiste behandeling. We moeten in de geest handelen waarin de Heer zou handelen en daarvoor is nodig, dat we ‘verzachtende omstandigheden’ in rekening brengen. Niet dat verzachtende omstandigheden tucht moeten uitschakelen, maar wel zullen ze ons tot veel meer geduld, begrip en omzichtigheid in de behandeling moeten brengen.
Als een man er met een ander van doorgaat, zal er aan het huwelijk ook wel wat gemankeerd hebben; de vrouw zal meestal niet helemaal vrijuit gaan- maar zo’n man zullen we zonder meer als een hoereerder moeten behandelen.
Als een vrouw echter haar man verlaat omdat hij haar molesteert, hebben we met een heel ander motief te maken en daarmee hebben we in onze beoordeling en behandeling rekening te houden. Hoewel we kwaad kwaad hebben te noemen, mogen we toch niet zulke verschillende gevallen over een kam scheren. Voor dat laatste heb ik gemeend te moeten waarschuwen.
Hiermee wil ik dit moeilijke en indroevige onderwerp besluiten.