De verwekking van Jezus Christus
Rond de kerstdagen wordt in de christenheid gedacht aan de geboorte van het kind in de kribbe. Zelfs in café’s klinkt het lied: ‘Stille nacht, heilige nacht’. Voor velen betekenen de kerstdagen helaas niet meer dan een paar gezellige, vrije dagen met lekker eten en drinken. Anderen gaan iets verder en schenken aandacht aan het kerstgebeuren, maar wat er gebeurde op Goede Vrijdag en Pasen om maar te zwijgen van Pinksteren, gaat aan hen in feite voorbij. Nog weer anderen nemen dat wel op in hun denken over de geboorte van Jezus Christus, maar over het wonder van zijn geboorte, of beter gezegd over het wonder van zijn verwekking denken ze weinig tot niet, na.
De opkomst van het modernisme
Tot het midden van de achttiende eeuw werd, behoudens door enige humanisten, niet gemorreld aan wat de Schrift over Jezus Christus te zeggen heeft. Zijn wondervolle verwekking door de Heilige Geest werd doorgaans aanvaard, de wonderen en tekenen die hij deed, stonden in het algemeen gesproken niet onder critiek en het belang van zijn kruisdood werd niet betwijfeld, evenmin zijn opstanding en hemelvaart.
Dit veranderde in de tweede helft van de achttiende eeuw. In 1768 overleed Herman Samuël Reimarus, professor in oosterse talen in Hamburg. In zijn bibliotheek vond men een niet uitgegeven manuscript van een boek dat als titel droeg ‘’Schutzschrift für die natürlichen, vernüftigen Verehrer Gottes”. Een deel ervan werd uitgegeven als ‘Wolfenbüteler Fragmenten’ en daarin werd al het bovennatuurlijke van Jezus van Nazareth als niet betrouwbaar bestempeld.
Modernistische stromingen
Het modernisme dat nu voor het voetlicht trad, kent een drietal fasen of aspecten. De modernen van oude stempel hielden het erop dat Jezus wel een historische figuur was, maar dat zijn beeld in de Bijbel vertekend was. De ware Jezus moest ontdekt worden. Modernen van nieuwere signatuur achten de vraag of Jezus geleefd heeft voor onbelangrijk, het gaat hen uiteindelijk slechts om de Christusfiguur. Een radikale stroming ging nog een stap verder en ontkende dat Jezus ooit bestaan had. Hij was of een mythische figuur uit het heidendom of een symbolische figuur, produkt van menselijke fantasie. De enige betekenis van hem is dat in hem het lijden, de strijd en de terugkeer tot God geschilderd wordt.
Borchert en Bettex
Tegen dit modernisme hebben ettelijke Schriftuitleggers in Duitsland zich gekeerd. Van enkelen zijn de geschriften in het Nederlands vertaald. Bekend zijn bijv. Otto Borchert met zijn tweedelig werk over “De Christus der Schriften” en F. Bettex, wiens boek “Wat dunkt u van de Christus?” in vele talen is vertaald en die daarnaast heel wat werken het licht heeft doen zien, waarvan “De Bijbel Gods Woord” één van de belangrijkste is.
De historische Jezus
De ‘Jesuforschung’ van het modernisme heeft nu zijn tijd gehad. Dat Jezus een historische figuur is geweest, wordt bijna niet meer betwijfeld. Er zijn te duidelijke, buitenbijbelse getuigenissen om zijn bestaan te ontkennen. Flavius Josephus heeft over hem geschreven, Tacitus vermeldt dat hij gedood is onder Pontius Pilatus en ook in de rabbijnse literatuur wordt zijn naam vermeld.
Opvattingen over de Bijbel
Uiteraard hangt de visie op Jezus van Nazareth af van de bijbelopvatting die men huldigt. Het oude vrijzinnige standpunt was dat de Bijbel niet Gods Woord was, maar dat Gods Woord in de bijbel een plaats had. Men beschouwde dan bijvoorbeeld de bergrede en 1 Ko 13 als goddelijk, want wat daar stond was te verheven om het een goddelijke oorsprong te ontzeggen. Uit later tijd kennen we het standpunt van Karl Barth, dat de Bijbel het Woord van God is als en in zover de Bijbel tot ons spreekt en ons raakt. Uit de zeventiger jaren dateert de verpakkingstheorie die zegt, dat de bijbel Gods boodschap bevat, maar dan gehuld in oosterse, menselijke taal. Zaak is de kern , de boodschap uit de verpakking te pellen. Bij al deze opvattingen is het mogelijk het bovennatuurlijke in de Bijbel te elimineren en dat gebeurt dan ook. In dit artikel wil ik mij eenvoudig baseren op wat de Bijbel over Jezus Christus meedeelt.
Verwekking omstreden
Laat er over het feit van de geboorte van Christus weinig strijd meer bestaan, strijd over de wijze van zijn verwekking bestaat er nog steeds. De Schrift is er echter heel duidelijk over. Velen in deze tijd achten Jozef de natuurlijke vader van Jezus Christus. De Joden deden dat destijds ook, maar de bijbel zegt dat zo:”Jezus Christus, begon ongeveer dertig jaar oud te worden, en was, naar men meende , een zoon van Jozef”. De gecursiveerde woorden houden duidelijk in dat de werkelijkheid dus anders was. Over die werkelijkheid willen we het nader hebben.
Het zaad van de vrouw
We gaan daartoe terug naar Gn 3:15 en lezen daar dat het zaad van de vrouw de kop van de slang zou vermorzelen. Deze woorden hebben een directe en een verdergaande strekking. De directe zin is. dat er tussen de mens en de slang vijandschap zou bestaan. De vloek van vers 14 heeft namelijk uitdrukkelijk betrekking op de slang en die vloek loopt door in vers 15. Een mens heeft een hekel aan slangen. De slang bijt hem in het onderbeen en de mens doodt een slang door hem de kop te vermorzelen. Achter de slang gaat echter de Satan schuil en wat dat betreft wordt hier gewezen op het zaad van de vrouw en op het slangenzaad in geestelijke zin. Wat we onder het slangenzaad te verstaan hebben maakt de Heer Jezus ons duidelijk in Jh 8:44. Het slangenzaad vormden die mensen die zich keren tegen God en zijn Gezalfde. Het zaad van de vrouw ziet op allen die de Gezalfde verwachten en in diepste zin slaat het op de Gezalfde zelf, die de Satan zou onttronen (de kop vermorzelen), maar die daarvoor veel lichamelijk lijden in zijn wandel hier op aarde (zijn verzenen werden vermorzeld) moest ondergaan.
Het merkwaardige van dit vers uit Gn 3 is nu, dat er niet gesproken wordt over het zaad van Adam, de man, maar over het zaad van de vrouw. Dit is een contrast met Gn 12 waar over het zaad van Abram gesproken wordt, en blijkens Gl 3:16 is daar met het zaad ook Christus bedoeld. Daar het zaad van de vrouw vermeld wordt en niet het zaad van de man , geeft dit reden om in deze aankondiging een aanwijzing te zien van de bovennatuurlijke verwekking van Jezus Christus.
De jonkvrouw zal een zoon baren
De belofte van de Messias is in later eeuwen steeds nader gepreciseerd. In de reeks van voorzeggingen neemt Js 7:14 een heel bijzondere plaats in. Over dit vers is en wordt nog heel wat gediscussieerd. Wie deze profetie leest die ziet dat er geprofeteerd wordt over een zoon, die geboren zal worden. Het woord dat in de Statenvertaling met ‘maagd’ is weergegeven, is niet het gewone woord voor maagd, er kan ook een jonge vrouw of een jonkvrouw mee bedoeld zijn. Vers 15 beschrijft, dat voordat deze jongen het kwade weet te verwerpen en het goede weet te verkiezen, het met de macht van Rezin en die van Pekah gedaan zal zijn ( vgl. vs.1). De geboorte van deze jongen is voor Achaz het teken, dat God het huis van David niet zal laten omkomen. De naam die de jongen krijgt ondersteunt dit kentekenend karakter, hij heet ‘Immanuël’, dat wil zeggen: God met ons.
Nu is het met deze aankondiging net als met de vloek in Gn 3:15. Die vloek heeft een directe betekenis met het oog op Adam en Eva, maar er gaat ook een diepere geestelijke betekenis in schuil. (zie de behandeling van dit vers in de vragenrubriek) Zo is het ook met Js 7:14. Dat vers heeft een directe vervulling gehad in de dagen van Achaz en Jesaja, maar er zit een veel diepere betekenis in en die wordt onthuld in Mt 1:18-25. Deze profetie heeft zijn uiteindelijke vervulling gevonden in de verwekking van Jezus Christus bij de maagd Maria. In Hem ging volkomen in vervulling de betekenis van Emmanuël, God met ons (Mt 1:23). Hij was: God geopenbaard in het vlees (1 Tm 3:16).
Het bovenstaande kan nog geïllustreerd worden met twee andere uitspraken die een dubbele betekenis hebben. De eerste vinden we in Hs 11:1. Dat vers ziet terug op het feit, dat God zijn zoon, het volk Israël uit Egypte heeft geroepen; maar de tekst ziet ook vooruit en wel daarop dat Jezus Christus, de Zoon, uit Egypte terug zou keren naar Kanaän (Mt 2:15).
Ten tweede is er de uitspraak van Jr 31:15 dat Rachel weende over haar kinderen. Deze tekst kan terugzien op de klacht van Rachel bij de geboorte van Benjamin (Gn 35) of op het afsnijden van de stam Benjamin door Baësa (2 Kr 16:1-6); ze ziet echter ook vooruit naar het geween van de moeders bij de kindermoord van Bethlehem (Mt 2:18).
Wees niet bang, Jozef
Over de verwekking van het kind Jezus door de Heilige Geest bij de maagd Maria, spreken Mattheüs en Lukas zo duidelijk dat men de Schrift ontkracht als men het ontkent. In Mt 1:18 lezen we dat Maria, terwijl ze nog geen gemeenschap met Jozef had gehad, zwanger bleek te zijn uit de Heilige Geest. Jozef kon eerst niet anders denken dan dat ze hem ontrouw geworden was. Hij had haar naar de oudsten kunnen brengen waarbij ze openlijk veroordeeld had moeten worden (Dt 22: 23, 24). Jozef wil dat echter niet en is van plan haar heimelijk te verlaten. Maar dan verschijnt er een engel en ondersteunt God hem met de woorden :”Jozef, zoon van David, wees niet bang uw vrouw Maria tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest. Zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal zijn volk behouden van hun zonden”. Jozef deed wat de engel hem gezegd had en vers 25 getuigt dat hij geen gemeenschap met Maria had totdat zij een Zoon gebaard had. In deze Zoon is God niet alleen met ons geweest: in de overgave van Zijn Zoon op het kruis heeft God betoond, dat Hij voor ons is (Rm 8:31).
Wees niet bang, Maria
In het evangelie naar Mattheüs staat voorop wat God tegen Jozef te zeggen heeft. Dat is het evangelie van de koning en voor het volk Israël kon Jezus alleen maar recht hebben op de troon van David als Hij juridisch of wettelijk van David afstamde en dat deed Hij door Jozef. In Lukas staat Maria op de voorgrond. Lukas toont ons Jezus als de waarachtige Mens en vandaar dat we hier lezen wat de ervaringen van Maria zijn.
Aan haar verschijnt eveneens een engel. Hij begroet haar als de gezegende onder de vrouwen. Zij zal zwanger worden en een Zoon baren en Hem de naam Jezus geven. In die naam wordt uitgedrukt dat God zijn volk redden zal (Mt 1:21). Hij zal groot zijn en de troon van zijn vader David in bezit nemen.
Bij Maria komt nu natuurlijk de vraag op hoe dit kan, want ze heeft geen gemeenschap met een man. Aan haar wordt gezegd, dat de Heilige Geest over haar zou komen en de kracht van de Allerhoogste haar zou overschaduwen. Daarom zal het Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoon worden genoemd.
Dit alles zou smaad op Maria kunnen brengen in het oog van de mensen, maar Maria deinst daarvoor niet terug, maar zegt:“Zie de slavin van de Heer, moge met mij gebeuren naar uw woord”, en zo gebeurt het ook.
Op onopgesmukte wijze vertellen de schrijvers van het evangelie het grote wonder van Gods Zoon, die Mens werd. Deze Zoon is enerzijds geboren, anderzijds echter is Hij in het vlees gekomen zoals 1 Jh 4:2; vgl 5:20 Jh 7:28,29 en 1 Tm 3:16 aangeven. Let ook op de woordkeus in Js 9:5: “Want een kind is ons g e b o r e n een Zoon is ons g e g e v e n.”
Het verlossingswerk
n een lied wordt gezegd:”Geen mens, kon voor een mens voldoen”. Geen zondaar kan zichzelf – laat staan anderen – vrijkopen van het oordeel over de zonden. De Verlosser moest niet alleen zelf zondeloos zijn, maar ook in staat om het oordeel over de zonden van Godswege te ondergaan. Vervolgens moest Hij tot zonde kunnen worden gemaakt om het oordeel over de zondemacht te dragen en daardoor zondeslaven te bevrijden. Verder moest Hij in staat zijn de macht van de dood te overwinnen en Satan, die de macht van de dood had, te verslaan. Dat niet alleen, Hij moest klaargemaakt worden door lijden heen om voor ons een getrouw Hogepriester te zijn, die ons draagt op zijn schouders en op zijn borst (Hb 2: 14,17,18; 4:14,15; 5:8-10).
Dit alles heeft Jezus Christus volbracht. Hij kon dat doen omdat Hij de door God verwekte Verlosser was die niet maar een volmaakt Mens, maar de waarachtige Zoon van God. Als Hij die niet was dan hadden we geen Verlosser. Jezus, de Zoon van Jozef, kon ons niet redden, we hebben Jezus de Zoon van God nodig, die waarachtig Mens werd en het verlossingswerk volmaakt volbracht. Dit verlossingswerk kon alleen Hij verrichten die zo bovennatuurlijk was wat zijn verwekking en geboorte betreft. Niemand kan Hem daarin navolgen.
Dat grijpt terug op het feit dat Hij de volmaakte Mens en de Zoon van God was, (a) die geen zonde heeft gedaan (1 Pt 2:21-25), (b) die geen zondige natuur had ( 2 Ko 5:21)en (c) in Wie geen zonde was (1 Jh 3:5),
Niemand dan Hij kon dit verlossingswerk dat volkomen beantwoordde aan de eisen van Gods heiligheid en gerechtigheid verrichten.