Jezus Christus is onvergelijkbaar wat zijn verwekking, zijn werk en zijn verhoging betreft
Er vallen drie dingen van Jezus Christus, onze Heiland en Heer , op te merken die van buitengewoon groot belang zijn te weten:
- de verwekking van Jezus Christus was bovennatuurlijk,
- het werk van Jezus Christus was bovenmenselijk,
- de verhoging van Jezus Christus was bovenaards
DE VERWEKKING VAN JEZUS CHRISTUS WAS BOVENNATUURLIJK
Rond de kerstdagen wordt in de christenheid gedacht aan de geboorte van het kind in de kribbe. Zelfs in café’s klinkt het lied: ‘Stille nacht, heilige nacht’. Voor velen betekenen de kerstdagen helaas niet meer dan een paar gezellige, vrije dagen met lekker eten en drinken. Anderen gaan iets verder en schenken aandacht aan het kerstgebeuren, maar wat er gebeurde op Goede Vrijdag en Pasen om maar te zwijgen van Pinksteren, gaat aan hen in feite voorbij. Nog weer anderen nemen dat wel op in hun denken over de geboorte van Jezus Christus, maar aan het wonder van zijn geboorte, of beter gezegd aan het wonder van zijn verwekking schenken ze weinig aandacht. Over dat wonder van zijn verwekking willen wij het in dit artikel nu juist hebben.
Het zaad van de vrouw
We gaan daartoe terug naar Gn 3:15 en lezen daar dat het zaad van de vrouw de kop van de slang zou vermorzelen. Deze woorden hebben een directe en een verdergaande strekking. De directe zin is. dat er tussen de mens en de slang vijandschap zou bestaan. De vloek van vers 14 heeft namelijk uitdrukkelijk betrekking op de slang en die vloek loopt door in vers 15. Een mens heeft een hekel aan slangen. De slang bijt hem in het onderbeen en de mens doodt een slang door hem de kop te vermorzelen. Achter de slang gaat echter de Satan schuil en wat dat betreft wordt hier gewezen op het zaad van de vrouw en op het slangenzaad in geestelijke zin. Wat we onder het slangenzaad te verstaan hebben maakt de Heer Jezus ons duidelijk in Jh 8:44. Het slangenzaad vormden die mensen die zich keren tegen God en zijn Gezalfde. Het zaad van de vrouw ziet op allen die de Gezalfde verwachten en in diepste zin slaat het op de Gezalfde zelf, die de Satan zou onttronen (de kop vermorzelen), maar die daarvoor veel lichamelijk lijden in zijn wandel hier op aarde moest ondergaan (zijn verzenen werden vermorzeld).
Het merkwaardige van dit vers uit Gn 3 is nu, dat er niet gesproken wordt over het zaad van Adam, de man, maar over het zaad van de vrouw. Dit is een contrast met Gn 12 waar over het nageslacht van Abram gesproken wordt, en blijkens Gl 3:16 is daar met het zaad of het nageslacht ook Christus bedoeld. Daar het zaad van de vrouw vermeld wordt en niet het zaad van de man , geeft reden om in deze aankondiging een aanwijzing te zien van de bovennatuurlijke verwekking van Jezus Christus.
De jonkvrouw zal een zoon baren
De belofte van de Messias is in later eeuwen steeds nader gepreciseerd. In de reeks van voorzeggingen neemt Js 7:14 een heel bijzondere plaats in. Over dit vers is en wordt nog heel wat gediscussieerd. Wie deze profetie leest die ziet dat er geprofeteerd wordt over een zoon, die geboren zal worden. Het woord dat in de Statenvertaling met ‘maagd’ is weergegeven, is niet het gewone woord voor maagd, er kan ook een jonge vrouw of een jonkvrouw mee bedoeld zijn. Vers 15 beschrijft dan dat voordat deze jongen het kwade weet te verwerpen en het goede weet te verkiezen, het met de macht van Rezin en die van Pekah gedaan zal zijn ( vgl. vs.1). De geboorte van deze jongen is voor Achaz het teken, dat God het huis van David niet zal laten omkomen. De naam die de jongen krijgt ondersteunt dit kentekenend karakter, hij heet ‘Immanuël’, dat wil zeggen: God met ons.
Nu is het met deze aankondiging net als met de vloek in Gn 3:15. We zagen dat die vloek een directe betekenis had met het oog op Adam en Eva, maar dat er ook een diepere geestelijke betekenis in schuil gaat. Zo is het ook met Js 7:14, dat vers heeft een directe vervulling gehad in de dagen van Achaz en Jesaja, maar er zit een veel diepere betekenis in en die wordt onthuld in Mt 1:18-25. Deze profetie heeft zijn uiteindelijke vervulling gevonden in de verwekking van Jezus Christus bij de maagd Maria. In Hem ging volkomen in vervulling de betekenis van Emmanuël, God met ons (Mt 1:23). Hij was: God geopenbaard in het vlees (1 Tm 3:16).
Het bovenstaande kan nog geïllustreerd worden met twee andere uitspraken die een dubbele betekenis hebben. De eerste vinden we in Hs 11:1. Dat vers ziet terug op het feit, dat God zijn zoon, het volk Israël uit Egypte heeft geroepen; maar de tekst ziet ook vooruit en wel daarop dat Jezus Christus, de Zoon, uit Egypte terug zou keren naar Kanaän ( Mt 2:15).
Ten tweede is er de uitspraak van Jr 31:15 dat Rachel weende over haar kinderen. Deze tekst kan terugzien op de klacht van Rachel bij de geboorte van Benjamin ( Gn 35) of op het afsnijden van de stam Benjamin door Baësa (2 Kr 16:1-6); ze ziet echter ook vooruit naar het geween van de moeders bij de kindermoord van Bethlehem (Mt 2:18).
Wees niet bang, Jozef
Over de verwekking van het kind Jezus door de Heilige Geest bij de m a a g d Maria, spreken Mattheüs en Lukas heel duidelijk. In Mt 1:18 lezen we dat Maria, terwijl ze nog geen gemeenschap met Jozef had gehad, zwanger bleek te zijn uit de Heilige Geest. Jozef kon eerst niet anders denken dan dat ze hem ontrouw geworden was. Hij had haar naar de oudsten kunnen brengen waarbij ze openlijk veroordeeld had moeten worden (Dt 22: 23, 24). Jozef wil dat echter niet en is van plan haar heimelijk te verlaten. Maar dan verschijnt er een engel en ondersteunt God hem met de woorden:”Jozef, zoon van David, wees niet bang uw vrouw Maria tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest. Zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal zijn volk behouden van hun zonden”. Jozef deed wat de engel hem gezegd had en vers 25 getuigt dat hij geen gemeenschap met Maria had totdat zij een Zoon gebaard had. In deze Zoon is God niet alleen m e t ons geweest: in de overgave van Zijn Zoon op het kruis heeft God betoond, dat Hij v o o r ons is ( Rm 8:31).
Wees niet bang, Maria
In het evangelie naar Mattheüs staat voorop wat God tegen Jozef te zeggen heeft. Dat is het evangelie van de koning en voor het volk Israël kon Jezus alleen maar recht hebben op de troon van David als Hij juridisch of wettelijk van David afstamde en dat deed Hij door Jozef. De Joden zagen Hem als de zoon van Jozef. De bijbel zegt dat zo:‘Jezus Christus, begon ongeveer dertig jaar oud te worden, en was, n a a r m e n m e e n d e , een zoon van Jozef. De Joden konden Hem het recht op de troon van David dus niet ontzeggen. De met spatie getikte woorden houden echter duidelijk in dat de werkelijkheid anders was. Over die werkelijkheid willen we het nader hebben. In Lukas staat Maria op de voorgrond. Lukas stelt ons Jezus voor als de waarachtige Mens en vandaar dat we hier lezen wat de ervaringen van Maria zijn.
Aan haar verschijnt eveneens een engel. Hij begroet haar als de gezegende onder de vrouwen. Zij zal zwanger worden en een Zoon baren en Hem de naam Jezus geven. In die naam wordt uitgedrukt dat God zijn volk redden zal (Mt 1:21). Hij zal groot zijn en de troon van zijn vader David in bezit nemen.
Bij Maria komt nu natuurlijk de vraag op hoe dit kan, want ze heeft geen gemeenschap met een man. Aan haar wordt gezegd, dat de Heilige Geest over haar zou komen en de kracht van de Allerhoogste haar zou overschaduwen. Daarom zal het Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoon worden genoemd.
Dit alles zou smaad op Maria kunnen brengen in het oog van de mensen, maar Maria deinst daarvoor niet terug, maar zegt: “Zie de slavin van de Heer, moge met mij gebeuren naar uw woord”, en zo gebeurt het ook.
Op onopgesmukte wijze vertellen de schrijvers van het evangelie het grote wonder van Gods Zoon, die Mens werd. Deze Zoon is enerzijds geboren, anderzijds echter is Hij i n h e t v l e e s g e k o m e n zoals 1 Jh 4:2; vgl 5:20 Jh 7:28,29 en 1 Tm 3:16 aangeven. Let ook op de woordkeus in Js 9::5: “Want een kind is ons g e b o r e n . een Zoon is ons g e g e v e n.”
Er is alle reden aan te nemen dat Maria net als Jozef ook van David afstamde. Het register van Lk 3 geeft dan de afstamming van Jezus aan via Maria. De Eli die genoemd wordt in vers 23 moet dan de schoonvader van Jozef zijn. Hoe dit ook zij: de verwekking en geboorte van Jezus Christus is bovennatuurlijk.
HET WERK VAN JEZUS CHRISTUS IS BOVENMENSELIJK
In een lied wordt gezegd:”Geen mens, kon voor een mens voldoen”. Geen zondaar kan zichzelf – laat staan anderen – vrijkopen van het oordeel over de zonden. De Verlosser moest niet alleen zelf zondeloos zijn, maar ook in staat om het oordeel over de zonden van Godswege te ondergaan. Vervolgens moest Hij tot zonde kunnen worden gemaakt om het oordeel over de zondemacht te dragen en daardoor zondeslaven te bevrijden. Verder moest Hij in staat zijn de macht van de dood te overwinnen en Satan, die de macht van de dood had, te verslaan. Dat niet alleen Hij moest klaargemaakt worden door lijden heen om voor ons een getrouw Hogepriester te zijn, die ons draagt op zijn schouders en op zijn borst (Hb 2: 14,17,18; 4:14,15; 5:8-10).
Dit alles heeft Jezus Christus volbracht. Hij kon dat doen omdat Hij de door God verwekte Verlosser was die niet maar een volmaakt Mens was, maar ook de waarachtige Zoon van God. Als Hij dat niet beide was dan hadden we geen Verlosser. Jezus, de Zoon van Maria, kon ons niet redden, we hebben Jezus de Zoon van God nodig, die waarachtig Mens werd en het verlossingswerk volmaakt volbracht. Dit verlossingswerk kon alleen Hij verrichten die zo bovennatuurlijk was wat zijn verwekking en geboorte betreft. Niemand kan Hem daarin navolgen. Niemand is in dat opzicht met Hem te vergelijken.
Jezus Christus een goed voorbeeld
Maar er is nog een ander aspect, namelijk dat Jezus Christus als Mens een leven geleid heeft dat ook in praktische zin bovenmenselijk was. In zijn wandel kunnen we Hem weliswaar navolgen, maar dan op grote afstand, om het zo te zeggen. Hij steekt ver boven ons uit. Met dit aspect willen we ons nu gaan bezighouden. De Schrift geeft zelf aan dat Christus als Mens inderdaad een goed voorbeeld gaf ! We lezen de volgende karakteriserende uitspraken betreffende Hem. Er staat:
- :Ik ben zachtmoedig en nederig van hart (Mt 11: 29);
- Hij gaf ons een voorbeeld van zijn nederigheid door de voeten van de discipelen te wassen. Dat was normaal het werk van een slaaf (Jh 13:15);
- Hij heeft ons een voorbeeld nagelaten van oprechtheid en nederigheid doordat Hij als Hij uitgescholden werd niet terugschold en als men Hem leed toebracht niet dreigde met vergelding (1 Pt 2:21,22);
- Hij kon zeggen dat het zijn voedsel was de wil van de Vader te doen (Jh 4:34; 6:38).
Wat zijn praktische wandel betreft stak Hij onmetelijk ver boven de mensen uit. Daarbij was bij Hem alles in balans. Iemand heeft eens gezegd, dat je bij alle discipelen een bepaalde karaktertrek kunt ontdekken waardoor zo iemand “gekarakteriseerd” wordt. Probeer je dat echter bij de Heer Jezus aan te geven dan mislukt dat, want Hij was in alle opzichten volmaakt.
Wat hij sprak en deed was ongekend voor een mens
Wat zijn leer betreft zegt de Schrift dat Hij met autoriteit leerde en niet zoals de godgeleerden van zijn tijd. Men stond paf over zijn leer (Mt 7:29; Mk 1:22; Lk 4:32). Maar dat niet alleen Hij kon ook gebieden dat een storm bedaarde en bewees daarmee zijn macht over de schepping (Lk 8:25).
Hij kon spreken tot het geweten van de zondige mens waardoor deze tot inkeer kwam (Jh 4:29, 42). Daarop kon Hij tegen zulke mensen zeggen “uw zonden zijn u vergeven”. Dat ontlokte de mensen de uitspraak “wie is toch deze?” (zie Lk 5:21; 7:49; 8:25 vgl 9:9 en Mt 21:10). Als de mensen Hem vroegen: “Wie bent U?”, kon Hij naar waarheid zeggen :”Geheel wat Ik ook tot u spreek”. Fantastisch is dat. Hij deed tekenen die een man als Herodes verbaasden, maar Hij claimde de eer daarvoor niet voor zichzelf, maar gaf zijn Vader de eer.
Het verlossingswerk
Zoals gezegd was het verlossingwerk van de Heer op het kruis bovenmenselijk. Niemand kan Hem in dat opzicht volgen. Dat grijpt weer terug op het feit dat Hij de volmaakte Mens en de Zoon van God was, (a) die geen zonde heeft gedaan (1 Pt 2:21-25), (b) die geen zondige natuur had ( 2 Ko 5:21)en (c) in Wie geen zonde was (1 Jh 3:5),
Maar er zit toch een aspect aan het verlossingswerk waarin we hem wel kunnen volgen zij het ook maar bij benadering. Denken we maar eens aan het feit dat Hij zich overgaf in de handen van zijn vervolgers en daarbij zorg had voor Malchus wiens oor Petrus had afgeslagen. Letten we op het feit dat hij terwijl Hij leed als gehangene aan het kruis, bad voor hen die hem kruisigden. Dit was zo iets geweldigs dat het in Js 53 de slotwoorden van dat machtige hoofdstuk zijn! Verder zien we dat Hij aandacht heeft voor zijn moeder en Johannes aangeeft haar bij zich te nemen en te verzorgen. Hij was bovenmenselijk in de wijze waarop Hij het lijden verdroeg. Wat een voorbeeld hebben we ook in dat opzicht in Hem!
ZIJN VERHOGING IS BOVENAARDS
De Schrift spreekt over de verhoging van Jezus Christus, maar daarbij worden twee aspecten onderscheiden:
- ten eerste is er de verhoging op het kruis;
- ten tweede is er sprake van de verhoging aan de rechterhand van God.
Over de eerste verhoging heeft de Heer Jezus het in zijn gesprek met Nicodemus. We slaan daartoe Jh 3:14 op en lezen daar de bekende woorden:
“ En zoals Mozes de slang in de woestijn heeft verhoogd, zo moet de
Zoon des mensen verhoogd worden opdat ieder die in Hem gelooft niet
verloren gaat, maar eeuwig leven heeft”.
Fantastische woorden, niet waar!. Hierop slaat ook een andere uitspraak van onze Heiland en wel deze:
“Wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult hebben , dan zult u
weten dat Ik het ben…(Jh 8:28).
Hier gaat het ook om de verhoging aan het kruis want de Heiland zegt:
“wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult hebben”
en blijkens vers 26 doelt Hij met ”u” op de Joden. Dan is er nog een derde uitspraak en wel deze:
“En als Ik van de aarde ben verhoogd, zal Ik allen tot mij trekken. Dit nu
zei Hij om aan te duiden wat voor een dood Hij zou sterven”(Jh 12:32,33). Dus ook dit slaat op de verhoging aan het kruis, maar misschien gaat deze tekst toch iets verder en moeten we achter de verhoging op het kruis ook denken aan de verhoging in de hemel want het “tot zich trekken” gaat door ook toen de Heiland ten hemel was gevaren
Hier wordt gesproken over een “van de aarde verhoogd zijn’ maar wat het kruis betreft is dat niet een “bovenaardse verhoging.” De verhoging vond nog in de aardse sfeer plaats en niet in de hemelse.
Verhoogd aan de rechterhand van God
Over de verhoging in de hemel gaat het in andere teksten. Een profetische heenwijzing daarnaar vinden we in Js 52:13 waar we lezen:
“ Zie mijn knecht zal voorspoedig zijn , hij zal verhoogd, ja ten hoogste verheven zijn”.
Daarop volgt dan het aangrijpende hoofdstuk 53 dat spreekt over het diepe lijden dat de Heer zou ondergaan, maar het getuigt ook van zijn uiteindelijke beloning.
We gaan nu verder na wat het Nieuwe Testament over zijn onmetelijke verhoging onthuld:
“ Nu Hij dan door de rechterhand van God is verhoogd, ….heeft Hij dit uitgestort wat gij ziet en hoort” (Hd 2:33).
Vers 34 laat zien dat het hier niet alleen gaat om de verhoging d o o r de rechterhand van God, maar ook om een verhoging a a n de rechterhand van God;
“ Deze heeft God als Overste Leidsman en Heiland door zijn rechterhand verhoogd….” (Hd 5:31).
De samenhang maakt duidelijk dat het gaat om een verhoging in de hemelse sfeer ;
“ Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is…” (Fp 2:9).
Let op het contrast met het voorafgaande gedeelte waar gesproken wordt over het feit dat Hij zich vernederd heeft en gehoorzaam is geworden tot de dood, ja tot de dood op het kruis.
Geweldig wat Hij gedaan heeft om God te eren en ons te redden, maar ook geweldig wat God daarop met de Heer gedaan heeft: een ongekende verhoging!
Die verhoging is grandioos, ze is met recht bovenaards en volkomen uniek. Jezus Christus is inderdaad wat zijn verwekking, werk en verhoging betreft, onvergelijkelijk.