Flitsen uit het Mattheüsevangelie 69
(Mattheüs 10 : 34 – 42)
Niet om vrede te brengen
De boodschap van het evangelie getuigt van vrede. De engelen hebben er van gesproken in de velden van Efratha. En eenmaal zal er vrede op aarde heersen. Zover is het echter nu nog niet. Nu is er alleen vrede voor het hart. En ieder die gelooft ervaart dat. Maar in de wereld ondervinden we geen vrede. Met het oog daarop zegt de Heer:
‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen op de aarde.’
Integendeel, door het evangelie ontstaat verdeeldheid, omdat de wereld als geheel het evangelie niet wil aannemen en Jezus Christus verwerpt. Zelfs in de gezinnen zal de grootste verdeeldheid optreden als een der gezinsleden Jezus Christus aanvaardt als Heiland en Hem belijdt. Ook dat heeft de Here Jezus zelf ondervonden: zijn eigen broers geloofden eerst niet in Hem en stonden Hem tegen.
Dat houdt een nieuw gevaar in. Men zou de vervolging van de wereld kunnen verdragen, maar bezwijken terwille van de familieband. Dan stelt men vader of moeder echter boven de Heer en is men Christus niet waard. Al weer een toetssteen of het geloof echt is of niet.
Daarom ons kruis opnemen, zoals Christus het Zijne op zich nam, en Hem navolgen. Dat kan je het leven kosten. Wie dat er niet voor over heeft en liever in rust en vrede van dit aardse leven wil genieten, die verliest juist zijn leven en gaat voor eeuwig verloren. Wie echter dit leven er voor over heeft, die lijdt uiteindelijk geen verlies, maar ontvangt het “ware leven”.
Wie u ontvangt …
De discipelen zijn gezanten van hun Meester. Wie de gezant ontvangt, eert de Meester. In het bijzonder in tijden van vervolging betekent het ontvangen van de dienstkechten van Christus dat men voor Christus gekozen heeft. Maar dan moet dat niet gaan uit menslievendheid, dat is niet een motief dat beloond wordt. Men moet de profeet ook als profeet ontvangen en mee vervolging daarvoor riskeren, dan zal men ook het loon van een profeet ontvangen. Zelfs het geven van een enkele teug water zal door God opgemerkt worden! Deze woorden slaan in het bijzonder op de eindtijd, op de periode van de grote verdrukking. Maar ook voor nu gaat dit beginsel op.
Wel mogen we ons afvragen aan welke kant we staan. Behoren we bij Christus en zijn “kleine kudde”, of bij de wolventroep, of verkeren we als schijnchristenen in “niemandsland”? Het laatste biedt geen redding. De “dag” zal het openbaar maken. Nu echter kunt u nog uw positie bepalen. Stel het niet uit tot het te laat is.