Een reactie van J.G. Fijnvandraat op de probleemstelling van een studente in de filosofie.
Bij het lezen van de problemen die de betreffende studente opperde, kwam in mijn herinnering de bespreking op een conferentie in Winschoten in Nederland waar verschillende onderwerpen werden behandeld. De eerste twee daarvan wil ik als UITGANGSPUNT NEMEN, ze luidden:
a. Wie is God? ; b Wie is de mens?
Wat God betreft werden we bepaald bij:
-zijn verhevenheid als de Schepper van alle dingen: Hij sprak en het was er; Hij gebood en het stond er;
-zijn alomtegenwoordigheid: niets en niemand kan ‘om Hem heen’;
-zijn alwetendheid: nooit wordt Hij voor verrassingen gesteld;
-zijn majesteit als de enige God die voor niets en aan niemand verantwoording schuldig is;
-zijn almacht: voor Hem is niets te groot en niets te klein;
-zijn heiligheid die geen enkele relatie tot het kwaad toelaat;
-zijn wijsheid: Hij is onovertroffen in zijn handelen, ook in zijn oplossing met betrekking tot het probleem van het kwaad;
-zijn gerechtigheid die in al zijn handelen uitkomt, waarbij bij Hem “geen aanzien des persoons” is.
-zijn liefde en barmhartigheid die voor de oplossing van het probleem van de zonde zijn eigen Zoon de hel van Golgotha deed doorstaan;
Bij punt b kwam naar voren, dat de mens
- een unieke schepping van God is, geschapen naar zijn Beeld en zijn Gelijkenis;
- helaas in opstand tegen God is gekomen door te luisteren naar de tegenstander van God, de Satan;
- daardoor onwaardig geworden is om in contact met God te blijven. De mens is echter niet waardeloos, de zondige mens is geen wegwerpartikel!;
- volkomen nietig is in vergelijking met God. Van de volken staat dat God ze acht als een stofje aan de weegschaal en een druppel aan de emmer;
- gered kan worden door zich tot God te bekeren en te geloven in Jezus Christus;
- die tot geloof gekomen is door God verheven wordt aan zijn hart en dat God hem een hogere plaats geeft dan Adam en Eva ooit in Eden hadden;
In het licht van het bovenstaande moeten we de vraag: Kunnen wij God wel beoordelen, beantwoorden met een absoluut: NEE.
VRAGEN
Het voorgaande neemt niet weg dat wij mensen met vragen, ja met levensgrote problemen zitten en die worden er niet geringer op als we christen zijn en bij de Bijbel zijn opgevoed. Een van die problemen is het bestaan van de HEL.
Als we afgaan op ons verstand dan kunnen we het bestaan van de hel niet rijmen met een Alwetend en Almachtig God. Het strijd met onze rede. Vandaar dat moderne theologen aan de almacht van God zijn gaan knabbelen en stellen dat Hij het ook niet allemaal helpen kan dat het gelopen is, zoals het is.
Als we afgaan op ons gevoel dan kunnen we het bestaan van de hel niet plaatsen omdat het strijd met de liefde en de barmhartigheid van God. Vandaar dat er uitleggers zijn die de leer van de alverzoening propageren en de mensen allemaal via een achterdeur de hemel willen inloodsen.
We moeten echter bedenken dat de hel niet voor mensen, maar voor de duivel en zijn engelen is bereid (Mt 25: 41). Als er mensen in de hel komen dan is (1) dat omdat ze tegen God in opstand waren en met Ps 14:1 zeggen: “Er is geen God’, ofwel “weg God” en (2) omdat ze zich scharen bij de mensen in Jeruzalem die Christus verworpen hebben.
In 2 Th 2:10 staat dat mensen “verloren gaan omdat ze de liefde tot de waarheid (en Christus is de waarheid) niet hebben aangenomen om behouden te worden”. De hel is er voor opstandigen. Iemand heeft eens gezegd dat als dit soort mensen toch in de hemel zouden komen, dit een hel voor hen zou zijn.
Is hiermee het probleem opgelost? Nee, want hoe zit het met de onwetenden en de mensen die nooit van Jezus Christus hebben gehoord? Paulus behandelt dit punt in Rom. 2. Er gaat niemand verloren of hij heeft de kans gehad om gered te worden, maar heeft die willens en wetens afgewezen Al;s we ondanks dat nog met vragen blijft zitten, en dat is heel best mogelijk dan is er een tekst die ons steun kan geven heeft bij het worstelen met deze en soortgelijke problemen. Die tekst luidt: “Wat zullen we dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Volstrekt niet” (Rm 9:14) . Die uitspraak kan ons rust geven en op de rechtvaardigheid van God moeten we vertrouwen.