Verschillende aanspraak
Vaak wordt in de Bijbel de aanspreekterm ‘broeders’ gebruikt, Daarmee worden in veel gevallen (niet:in alle) zowel broeders als zusters aangeduid. In zulke gevallen zijn de vermaningen aan alle gelovigen gericht en hebben we allen ermee rekening te houden.
Er zijn echter ook gevallen dat broeders en zusters apart worden aangeduid. Dan wordt niet over broeders en zusters, maar over mannen en vrouwen gesproken. Dat doet Paulus bijv. in 1 Tm 2: 9-11 waar de apostel aan Timotheus aanwijzigingen geeft betreffende mannen en vrouwen.
Die aanwijzigingen houden een vermaning in waarbij elk van de twee groepen iets wordt voorgehouden waarin ze gemakkelijk in de fout zouden kunnen gaan. Vergelijk hierbij Ef 5: 22-6: 9 waar niet enkel mannen en vrouwen, maar ook kinderen, vaders, slaven en heren vermaningen krijgen die specifiek op iedere groep zijn toegesneden. Zo is het ook in 1 Tm 2.
Mannen geen ruzie
Aan de mannen wordt voorgeschreven dat ze in elke plaats moeten bidden met opheffing van heilige handen, zonder toorn en twist. De apostel heeft hier kennelijk niet een gezinssituatie op het oog, maar een samenzijn van de gemeente.
Even terzijde: als er gestaan had dat de mannen moeten bidden met opheffing van handen dan zou het een voorschrift zijn voor de uiterlijke houding bij het bidden , de nadruk ligt echter op het woord ‘heilige’ en dat duidt op de innerlijke houding. Daar waar men gewend is bij het bidden de handen op te heffen, moet men heilige hamdem opheffen en daar waar men gewend is de handen te vouwen moet men heilige handen vouwen. Dit geldt ook voor het groeten met een kus of met een handdruk, het moet dan een heilige kus of een heilige handdruk zijn.
Mannen lopen kennelijk het gevaar dat ze boos zijn op anderen en ruzie met elkaar hebben. In zo’n geval kun je wel bidden, maar dat gebed stijgt niet verder dan het plafond van de zaal waar gebeden wordt. De boosheid en de twist moeten worden geoordeeld en weggedaan wil het gebed opstijgen naar de hemel.
Vrouwen rustig
Het ‘evenzo van’ vers 9 slaat terug op het ‘ik wil’ van vers 8. Paulus wil dat de vrouwen zich ‘bescheiden’ kleden. De nadruk bij hen moet niet liggen op uiterlijke dingen: decadente kleding of overtollige luxe. Aan dit gevaar staan vrouwen bloot. Laten ze zich echter versieren met goede werken. Vervolgens houdt de apsotel de vrouwen door middel van deze tekst voor dat ze zich stil in alle onderdanigheid moeten laten leren.
Dit is in onze tijd niet zo’n getapt woord, maar het is wel Gods Woord. Nu gaat het me even om het woord ‘stil’ in vers 11 en 12. We vatten dat woord in de regel net zo op als het zwijgen in 1 Ko14:34, namelijk als niet spreken. Dat is wel begrijpelijk omdat Paulus in vers12 stelt dat de vrouw niet mag leren of over de man mag heersen. Het woord voor ‘stil’ betekent hier echter zoiets als ‘rustig zijn’. Het houdt in dat de vrouwen niet door kleding of door houding en gedrag de aandacht op zichzelf moeten vestigen. Daardoor zouden ze de aandacht van God afleiden en op zichzelf richten. Dit voorschrift is door mannen wel (onbewust) gebruikt om de vrouwen in een hoekje te drukken en dat is fout. Het zitten in het lokaal waarbij de mannen vooraan zaten en de vrouwen achteraan is daar een beetje een voorbeeld van. In de laatste jaren is dat gelukkig veranderd.
Stil zijn in de zin van rustig zijn, niet de aandacht op zich vestigen is evenwel wat anders dan in een hoekje plaatsnemen of achter in het lokaal moeten zitten. Als vrouwen meer vooraan zitten wordt het voorschrift om niet door gedrag of houding op te vallen des te belangrijker want anders wordt aller oog op hen gericht en dat is niet de bedoeling van het samenkomen. De bedoeling van het samenkomen (en dat is gezien vers 8 mede inbegrepen) is dat het oog op God en Jezus Christus gericht wordt.
Dus mannen geen boosheid koesteren of ruzie hebben en vrouwen niet opvallen maar rustig en bescheiden zijn. Dat is de tendens van dit gedeelte.