1-Corinthiers 12:27 – Het derde kenmerk van een lichaam
Zoals we in de het verloop van deze artikelenserie, over de gemeente als lichaam van Christus, reeds meerdere malen hebben opgemerkt, heeft een lichaam drie belangrijke kenmerken:
1) het vormt een eenheid,
2) het bezit desondanks vele leden elk met hun eigen functie,
3) het wordt bestuurd door het hoofd.
Zo heeft de gemeente, het lichaam van Christus, ook een hoofd en dat is Christus Zelf. De gemeente wordt dan ook zijn lichaam genoemd. We volgen weer dezelfde gang van zaken als bij de andere twee kenmerken en laten dus weer eerst de Schrift spreken:
“En gij zijt het lichaam van Christus” (1 Kor. 12:27).
“… de gemeente, die zijn lichaam is” (Ef. 1:23).
“… voor opbouw van het lichaam van Christus” (Ef. 4:12).
“… opwassen tot hem, die het hoofd is, Christus (Ef. 4:15).
“… gelijk ook Christus het hoofd van de gemeente is; hij is de behouder van het lichaam” (Ef. 5:23).
“… want wij zijn leden van zijn lichaam, van zijn vlees en van zijn benen” (Ef. 5:30).
“… en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij, die het begin is” (Kol. 1:18).
“… niet vasthoudende aan het hoofd, uit wie het ganse lichaam… opwast” (Kol. 2:19).
Drieërlei wijze waarop Christus het hoofd is
Het is goed op te merken, dat Christus drie verschillende functies als hoofd verricht. In de eerste plaats is Christus het hoofd van iedere man, zoals de man het hoofd is van de vrouw (1 Kor. 11:13). Iedere man staat dus onder Christus en heeft Hem onderdanig te zijn.
In de tweede plaats is Christus het hoofd van de gemeente. Met dit onderwerp houden we ons in dit artikel bezig en de hierboven aangehaalde Schriftplaatsen spreken er van.
In de derde plaats is Christus het hoofd van alle dingen; de gehele schepping is Hem onderworpen en als hoofd boven alle dingen is Hij gegeven aan de gemeente (Ef. 1:22, 23). De gemeente deelt deze positie dus samen met de Heer.
Christus, hoofd van de gemeente
Wat houdt dit in? Wanneer we de aangehaalde teksten nauwkeurig bekijken, dan zien we dit hoofd-zijn op verschillende manieren toegelicht:
a) Christus is het hoofd van het lichaam, want Hij is het begin er van:
zonder Christus geen lichaam, geen gemeente;
b) Hij is het hoofd van de gemeente, want Hij houdt haar in stand en door Hem
groeit het lichaam op;
c) Hij is ook het hoofd tot wie alles opgroeit en
d) aan wie allen hebben vast te houden in gehoorzaamheid.
De gemeente is zijn eigendom, het is zijn lichaam.
Hoe uitgeoefend?
Hoe oefent Christus deze functie als hoof uit? Wel door twee dingen: door het Woord en door de Geest. Van zijn Woord heeft Christus gezegd, dat we het moeten bewaren, en er ons dus aan onderwerpen en het gehoorzamen. Dat Woord is niet alleen het gesproeken woord uit de mond van de Heiland, toen Hij nog op aarde was. Toen waren er nl. nog veel dingen, die Hij de discipelen niet kon meedelen, omdat ze deze niet verdragen konden. Dat woord werd hun later door de heilige Geest medegedeeld. Van die Geest zegt de Heer, dat Hij hen in alle waarheid zou leiden: “Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen”.
Naast het Woord is er dus ook de Heilige Geest, die aan de leden de gaven toebedeelt en hen leidt bij het gebruik van die gaven (1 Kor. 12:1-13). Door de Geest verleent Christus ook kracht voor de dienst (1 Petrus 4:11).
De eerste christenen erkenden Christus als “hoofd”
Zonder dat wij daarvoor bepaalde teksten behoeven aan te voeren, zal ieder, die oplettend het boek “de Handelingen” leest erkennen, dat de eerste christenen zich in alles lieten leiden door het Woord en de Geest van God. Hun afhankelijkheid van de Heer is ons tot voorbeeld. Niemand deed zijn eigen zin. Moesten er belangrijke beslissingen genomen worden, dan lieten ze zich leiden door de Heilige Geest, zodat ze konden zeggen: “Want het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht” (Hand. 15:28). Natuurlijk oefende de Heer gezag uit door middel van de apostelen. Maar deze oefenden dit gezag uit in afhankelijkheid van de Heer en alleen op het terrein waarvoor het bestemd was, nl. de voorschriften geven en op de handhaving er van toezien, die de Heer door hen aan de gemeente bekend maakte. Maar nergens zien we, dat de apostelen zich een plaats hebben aangemeten boven de anderen. Nooit misbruikten ze hun gezag om zich boven anderen te verheffen. Heel duidelijk zien we dit in de verhouding tussen Apollos en Paulus (1 Kor. 16:12). Petrus heeft weliswaar in de eerste gemeente een bijzondere plaats ingenomen, maar nooit heeft hij zich opgeworpen als het aardse hoofd van de gemeente. Hem waren de sleutels van het koninkrijk der hemelen (let wel: niet van de hemel) toevertrouwd. En door zijn prediking heeft hij dit koninkrijk ontsloten voor de Joden (Hand. 2), voor de Samaritanen (Hand. 8) en voor de heidenen (Hand. 10). Maar hij noemt zichzelf niet anders dan een “oudste”, en vermaande de andere oudsten alleen op grond van die titel.
Paulus heeft ook een buitengewone plaats ingenomen. Hem werd het evangelie “van de voorhuid” toevertrouwd. Hij moest dus aan de heidenen het evangelie verkondigen, en zijn arbeid heeft in die zin die van Petrus vér overvleugeld. Maar nergens horen we dat de apostel voor de heidenen daardoor een plaats innam, die hem in positie boven de anderen verhief. Hij kon een Petrus berispen, maar deed dat ter wille van de waarheid en niet uit hoofde van een hogere positie.
Ook dit kenmerk verloochend
Het is droevig het te moeten zeggen, maar de christenen, wij allen dus, hebben alle drie de karaktertrekken van het lichaam verloochend. In plaats van éénheid, een hopeloze verdeeldheid. In plaats van vrije uitoefening van de gaven, onder de leiding van Gods Geest, menselijke kerkordening en reglementering. In plaats van Christus als enig hoofd en de Heilige Geest als enige plaatsvervanger, Trooster op aarde te erkennen, menselijk ingestelde gezagsorganen. Terecht kan men ook van de christenheid zeggen: “ieder doet wat recht is in eigen ogen” (Richt. 21:25).
Het hoofd-zijn van Christus wordt op twee manieren aangetast. In de eerste plaats door de Goddelijke instellingen aangaande de gemeente (natuurlijk ook wat betreft het persoonlijk leven, maar dat is niet aan de orde) terzijde te leggen. Ons vorig artikel, over de leden en hun functie, bewoog zich op dat terrein. Wie de leden hun vrijheid van functie ontneemt, wie in deze de leiding van de Heilige Geest aan banden legt, verloochent Christus als hoofd. De andere manier, waarop men het hoofd-zijn van Christus aantast, is meer van constitutionele aard. Dan werpt men een persoon of een groep van personen op, die men met gezag bekleedt, waardoor Christus opzij geschoven wordt. In Rome heeft men dat gedaan, door de priesters te stellen tussen de leek en Christus, door de bisschop te stellen tussen de gemeenten en Christus en door de paus, als aards hoofd, te stellen tussen de hele kerk en de Heer. Hoewel in minder opvallende mate, treft men dit ook aan in de protestantse groeperingen. Daar spreekt de predikant van “zijn gemeente” en laat zich de titel “dominee”, “heer” aanleunen. Daar oefent de classis en ten slotte de synode een gezag uit en nemen een plaats in, die Christus alleen toekomt.
Alles wat gebaseerd is op “eigen wil”, of het nu gaat om het aanstellen van “andere hoofden”, ’t ontnemen van de vrijheid aan de leden om te dienen, of het vereren van geestelijke machten, engelen, alles wat door de mens en het menselijk verstand ingebracht wordt, valt onder: niet vasthouden aan het hoofd (Kol. 1:18).
Lichaam en huis
Als het gaat om de leiding in de dienst en om de positie, die iemand in dat opzicht inneemt, dan hebben we te doen met de gemeente gezien als lichaam. Wanneer het gaat om het uitoefenen van gezag, met het oog op binden en ontbinden, dus uitoefenen van tucht, dan hebben we te maken met de gemeente als huis van God.
De menselijke kerkordening tast de waarheid van het lichaam aan, en veel van wat men kerkrecht noemt, is in strijd met de waarheid van de gemeente als huis van God. Over de kwestie van gezag in verband met de tucht kunnen we dus nu nog niet spreken; dit komt ter sprake in een volgende artikelenreeks over het huis van God. Daar echter velen dit onderscheid niet maken, wijzen we er op, dat nergens in de dienst van de gemeente, iemand gesteld wordt boven de anderen, maar dat ook, wat de kwestie van gezag om tucht uit te oefenen betreft, God geen enkele persoon of groep van personen een positie boven de anderen geeft. Geen paus met zijn banvloek en geen classis met schorsing wordt er in de Schrift aangetroffen. Alle gezag verbindt de Heer aan de gelovigen, die in zijn naam vergaderd zijn. Al zijn het er slechts twee of drie, de Heer verbindt zijn tegenwoordigheid en zijn gezag aan die plaats (Matth. 18:15-18). De apostel Paulus erkende dit gezag van de plaatselijke gemeente, die vergaderd is in de naam van de Heer zelfs in dat geval waarin hij hen aanwees een hoereerder uit hun midden weg te doen (1 Kor. 5).
Pogingen tot herstel?
Ten aanzien van de eenheid van het lichaam konden we gelukkig opmerken, dat er in deze een kentering is te bespeuren. Men accepteert de bestaande verdeeldheid niet langer meer, zij het dan ook, dat de motieven daarvoor op het praktisch vlak liggen, in plaats van dat men gedreven wordt door Gods Woord. Ten aanzien van de leden met hun functie valt ook op te merken, dat men met de hedendaagse situatie niet zo gelukkig meer is. Maar wat betreft het verloochenen van het hoofd-zijn van de Heer, door allerlei menselijke instellingen, besturen, personen die tussen de gelovigen als lidmaat en Christus als hoofd van het lichaam worden ingeschoven, is er helaas weinig verandering te bespeuren. En van pogingen tot herstel kan men in dit opzicht eigenlijk niet spreken.
Vasthouden aan het hoofd
Zoals er een weg is om te midden van de verdeeldheid de eenheid van het lichaam van Christus te openbaren, zoals er te midden van de reglementering en “verambtelijking” van de samenkomsten een weg is om toch de leden hun gave onder de vrije werking van de Heilige Geest te laten uitoefenen, zo is er ook een weg om Christus als hoofd te erkennen en laten functioneren van de gaven is al een vasthouden aan het hoofd.
Het huis van God
Hiermee zijn we aan het eind gekomen van het onderwerp: De gemeente, het lichaam van Christus. Ongetwijfeld zullen er zijn, die in deze reeks opmerkingen over het algemeen priesterschap over de tucht enz. hadden verwacht. Deze onderwerpen vallen echter in het kader van: de gemeente als huis Gods. In een volgende artikelenserie hopen we dit belangrijk onderwerp aan te snijden.