Eén van de kruiswoorden
Deze woorden die de Heer Jezus op het kruis uitriep (Mt 27: 46) geven de diepte van zijn lijden aan. We kunnen ze niet te vaak en niet te diep tot ons laten doordringen. Helaas echter heeft deze uitroep van de Heer geleid tot allerlei speculaties die in feite de aandacht van het lijden zelf aftrekken, omdat ze onze aandacht vestigen op allerlei menselijke gedachtenconstructies. Een tweetal wil ik noemen.
Alleen door de Schepper verlaten
Ten eerste is er de gedachte dat de Heer wel door God de Schepper is verlaten, maar niet door God de Vader. Men beroept zich daarvoor op teksten als Jh 8: 16, 29; 16: 32. Vooral de laatste tekst wordt als argument aangevoerd. De Heer zegt daar dat de discipelen Hem alleen zullen laten, maar dat Hij toch niet alleen is, omdat de Vader met Hem is. Met deze gedachte wil men de Zoon eren door te wijzen op de onverbreekbare band die er is tussen Hem en de Vader. Ondanks deze goede bedoelingen leidt men echter de aandacht af van zijn lijden en vermindert men de ernst ervan. Men voert dan teksten aan die in ander verband zijn uitgesproken en past die op de bijzondere situatie waarin de Heer op het kruis verkeerde in de drie uren van duisternis toen Hij onze toe zonden droeg en tot zonde werd gemaakt.
Aan een broeder die deze gedachte verdedigde heb ik eens gevraagd of en hoe hij zich kon voorstellen dat de Heer wel door God, maar niet door de Vader was verlaten. Hij kon dat niet verduidelijken. Ik heb toen geopperd dat het dan m.i. beter was deze gedachte niet meer te uiten en daarmee een probleem op te werpen.
Onaanvaardbare uitleg van Wuest
Ten tweede wil ik wijzen op de opvatting van K.S. Wuest in zijn ‘Word Studies’ dl 3, blz .89-91. Hij schrijft daar dat de Heer Jezus verlaten werd door God de Vader, door God de Heilige Geest en door God de Zoon. Nu heb ik van deze schriftuitlegger nogal wat overgenomen en op deze website geplaatst (o.a. diverse notities), maar met deze gedachte van hem kan ik absoluut niet meegaan. Uitgaande van de leer van de Drie-eenheid komt hij tot een gedachteconstructie waarbij het kruiswoord van de Heer een (dubieuze) lading krijgt die meer nog dan de eerste gedachte de aandacht van het lijden zelf aftrekt en ons doet bezig zijn met gedachtespinsels.
Wel wil ik graag zijn verklaring van het woord ‘verlaten’ doorgeven. Hij zegt dat het Griekse woord uit deze drie onderdelen bestaat: ‘verlaten’, ‘neer’ en ‘in’. Ze geven met elkaar iets weer hoe de Heer Zich in de omstandigheden waarin Hij Zich bevond gevoeld heeft. Wuest gaat uit van de niet onterechte gedachte dat de Heer op het kruis Psalm 22 geuit heeft en geeft het volgende overzicht van die Psalm, waaraan de woorden ‘waarom hebt U Mij verlaten ontleend zijn: vs 1-6 spreken van het verlaten zijn door de Godheid; vs 7-13 getuigen van de smaad die zijn deel was; vs 14-19 geven de lichamelijke kant van het lijden weer; vs 20-22 zijn een gebed met het oog op de opstanding; vs 23-32 bevatten de lof voor het antwoord op zijn gebed.
Psalm 22
Deze Psalm geeft m.i. weer wat met het kruiswoord van de verlating bedoeld i. In vers 5-6 lezen we dat de vaderen op God vertrouwd hebben en dat God hen deed ontkomen, zij werden gered. Maar Hij, de Heer Jezus, werd op dat moment niet uitgered. God liet Hem daar alleen hangen in diepe vernedering en omgeven door spotters en vijanden.Van uitredding was niets te merken en de omstanders spotten daar dan ook mee. Dat is bedoeld met het verlaten zijn. In de drie uren van duisternis redde God Hem niet uit, noch als de Almachtige Schepper, noch als de liefdevolle Vader. De Heilige God trok als het ware zijn handen af van de Man die tot zonde werd gemaakt en die onze zonden droeg.
Uiteindelijk werd het gebed van de Heer om verlossing wel verhoord. We lezen dat in Hb. 5: 7-10. God liet Hem niet blijvend in de steek. De opstanding is er het openlijk bewijs van, net zo goed als het hangen aan het kruis en geen uitredding ervaren in de drie uren van duisternis een openlijk bewijs van de verlating door God was.
We moeten Ps 22: 1, zie als een tegenstelling met vers 5,6 en verder moeten we niet gaan, maar dankbaar aanvaarden dat onze Heiland en Heer dit vreselijke lijden tot eer van God en tot redding van ons heeft willen ondergaan.