079 jrg 108, 05-1965 De gemeente, het huis van God 03

Mattheüs 16:18 – Apostelen en profeten

Nooit kan iemand de plaats van Christus innemen. Zijn plaats is uniek. Toch zijn er wel mensen, die in het huis van God een aparte positie bekleden en wel: de apostelen en profeten. Zij vormen het fundament. De bedoeling is niet zozeer, dat zij als de eerste gelovigen de grondslag uitmaken. Niet als gelovigen vormen zij het fundament, maar in hun kwaliteit van apostelen en profeten. Wij hebben dan ook geen andere apostelen en profeten te verwachten. Wie nu apostelen gaat aanstellen of meent, dat er nieuwe profeten moeten optreden om Gods Woord (geïnspireerd) te openbaren, die gaat, figuurlijk gesproken, het fundament ergens op het dak leggen.

Wie bouwt?

Hiermee belanden we bij een uiterst belangrijke kwestie. Goed onderscheiden is een eerste vereiste. Wanneer het gaat om de gemeente, zoals God haar ziet volgens zijn raadsbesluiten, dan is Jezus Christus Zelf de bouwmeester (Matt. 16:18): “Ik zal bouwen”. En van de gelovigen heet het: “wordt gij opgebouwd? (Ef. 2:22; 1 Petr. 2:5). Hier wordt God als bouwmeester gedacht (vergel. Ook Hebr. 11:10). Anderzijds gebruikt god mensen als medearbeiders om dit gebouw in praktische zin op aarde te vormen. Dit aspect van de bouw vinden we in 1 Kor. 3. Het zal ieder duidelijk zijn, dat we in het eerste geval met een volmaakt bouwwerk te doen hebben en dat in het tweede geval het bouwsel door menselijk falen tekortkomingen vertoont.
Wanneer de mens als bouwer zich volkomen had laten leiden door God, dan zou er geen tegenstelling zijn tussen wat de mensen met een ongelukkige uitdrukking “de zichtbare en de onzichtbare kerk” noemen.
Het is nooit Gods bedoeling geweest dat de gemeente onzichtbaar zou zijn. Een onzichtbare gemeente is een onding. De tegenstelling i tussen het gebouw, zoals de mens het heeft gebouwd en het bouwwerk van God. En het is erg moeilijk om in heel dat menselijke bouwsel, Gods gebouw te onderscheiden. Maar dat is nog wat anders dan dat Gods gebouw onzichtbaar zou zijn!

Levende stenen

Zoals we al zeiden is de gemeente gezien als bouwwerk van God (Jezus Christus) een volmaakt gebouw. Christus is de grondslag en hoeksteen, de apostelen en profeten vormen het fundament. De gelovigen zijn de stenen. En in Christus is alles wel samengevoegd (Ef. 2:21).
De gelovigen worden daarbij voorgesteld als “levende stenen”. Men wordt niet ingelijfd in het godsgebouw om een levende steen te worden. Neen, men moet tot de levende steen, Christus komen als levende stenen om opgebouwd te worden (1 Petr. 2:4). Het oude testament geeft ons van dit gebouw een kontrasterend en een overeenstemmend voorbeeld.

Het eerste vinden we in de torenbouw van Babel. De gebakken tichel was hun voor steen (Gen. 11:3). Het waren geen echte stenen waaruit dit mensenwerk was opgebouwd. Het werd de afgodische toren van Babel en geeft een beeld van het grote Babylon, de valse kerk van de toekomst.

Het tweede vinden we in Salomo’s tempel. De stenen werden gehouwen op het gebergte en daar kant en klaar gemaakt. Vervolgens werden ze naar Jeruzalem gevoerd om op het fundament te worden geplaatst. Er werd geen hamerslag gehoord (1 Kon. 6:7; 5:17)!

Hout, hooi, stoppelen

Het gebouw, zoals ons dat in 1 Kor. 3:9-17 wordt beschreven vertoont een ander aspect dan de voorstelling van Ef. 2 en 1 Petr. 2. Hier vinden we e mens als bouwmeester: “Naar de genade van God, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd” zegt de apostel Paulus. Dit ziet op zijn activiteit in de prediking. Het fundament daarvan is Jezus Christus. Hij is het fundament van de christelijke leer. Maar deze boodschap had tot resultaat dat zondaars tot bekering kwamen (vergel. Rom. 15:20) o.a. ook te Korinthe. Van hen zegt de apostel: “Gods gebouw zijt gij”. Nu komt de verantwoordelijkheid van allen, die daarop verder bouwen: “en een ander bouwt er op. Doch een ieder zie toe, hoe hij er op bouwt… indien nu iemand op dit fundament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen, (vergel. 1 Kron. 29:6-9) hout, hooi, stoppelen, – eens ieders werk zal openbaar worden, want de dag zal het verklaren”.
En uit het feit, dat die dag in vuur geopenbaard wordt, blijkt, dat de laatste drie elementen niet kunnen bestaan in Gods licht. Dit laat ons zien dat verkeerde bestanddelen kunnen worden toegevoegd. Naar de mate van ontrouw van de mens zal dan ook het gebouw, zoals God het naar zijn raad bouwt en zoals de mens het praktisch op aarde vormt, verschillen.

Drie mogelijkheden

Het is belangrijk op te merken, dat bij dit bouwen door de mens drie mogelijkheden worden verondersteld.
a. Er zijn bouwers, die goed materiaal gebruiken. Deze worden niet
alleen behouden, maar zij ontvangen ook loon.
b. Er zijn bouwers, die materiaal gebruiken, dat de toets van God niet kan
doorstaan. Het zijn echter wel gelovigen. Ze worden behouden, maar
lijden schade, want ze ontvangen geen loon. Ze worden behouden als
door vuur. Lot is er een illustratie van.
c. Er zijn er die Gods tempel verderven. Dat zijn niet zozeer de vervolgers
van de gemeente, als wel de dwaalleraars, die met hun valse leer de
gemeente verderven. Zij zullen omkomen.

Beginselen of mensen?

Er doet zich echter nog een moeilijkheid voor, en wel deze: de levende stenen van 1 Petr. 2 zijn de gelovigen, dat is duidelijk. Het bouwmateriaal, bedoelt in Ef. 2, zijn ook de gelovigen want er staat: “Gij wordt opgebouwd…”
Maar is dit in 1 Kor. 3 ook het geval? Of gaat het hier alleen over de prediking, dus over de beginselen, die worden verkondigd? Voor het laatste zou pleiten, dat er staat: “heb ik (Paulus) als een wijs bouwmeester het fundament gelegd”. En dat fundament, zegt de apostel dan, is Jezus Christus. Ieder begrijpt dat de apostel niet het fundament van de gemeente als huis van God gelegd heeft, met Christus als hoeksteen. Integendeel, van dat fundament van apostelen en profeten is Paulus een onderdeel en niet de grondlegger. Zoals we al gezegd hebben, gaat het dus om de prediking, die Paulus is toevertrouwd. En het fundament van de christelijke leer is Jezus Christus. Daarmee zijn we echter niet klaar. De apostel heeft er immers aan vooraf laten gaan: “Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij”. Hij spreekt dus niet over een “leergebouw”, maar over de gemeente als huis van God. Hoe deze knoop te ontwarren? Wel, de zaak is niet zo moeilijk. Paulus was de eerste, die te Korinthe het evangelie, waarvan Jezus Christus de grondslag is, gepredikt heeft. Door deze prediking zijn er mensen tot bekering gekomen en ontstond er een gemeente. Nu waren er anderen te Korinthe gekomen, nadat de apostel vertrokken was, o.a. Apollos. En dus roept de apostel hen op om waakzaam te zijn bij het verder bouwen op dit fundament, dat hij gelegd heeft. Zo spreekt hij ook van een fundament, dat door anderen gelegd is: “en heb mij aldus bevlijtigd het evangelie te verkondigen, niet waar Christus genoemd was, opdat ik niet op eens anders fundament zou bouwen” (Rom. 15:20). Daar bedoelt hij ook, dat wat door hun prediking en activiteit tot stand is gekomen. “Ik heb het fundament gelegd” betekent dus niet: Ik heb de grondslag van de christelijke leer gegeven en nu moeten anderen daarop voortbouwen en het “theologie-gebouw” optrekken. Nee, het ziet op de prediking van Paulus en het resultaat daarvan. Dit is ook logisch. Het Godsgebouw, waarover hij spreekt, is niet een leergebouw.

Het Woord van God voleindigd

Veronderstel even, dat dit wel de bedoeling van de apostel was geweest. Dan zou het inhouden, dat Paulus niet de volle leer aangaande de gemeente kende. Dat hij slechts met de grondslag, met het fundament, op de hoogte was. En dat God anderen gebruikt om deze waarheid aan te vullen. Dit is evenwel in flagrante strijd met wat de apostel in Kol. 1:25 leert, nl. dat het hem gegeven is het Woord van god te voleindigen. Hem is de verborgenheid geopenbaard.

De tempel van God verderven

Er is echter meer. Wanneer Paulus in vers 17 spreekt over het verderven van de tempel van God, dan bedoelt hij daarmee niet het onderste boven gooien van de christelijke leer, maar het vernielen van de gemeente. Hoe? Wel de voorafgaande hoofdstukken maken wel duidelijk dat dit gebeurt door verkeerde activiteit. Door tweedracht te zaaien, sektegeest op te roepen, dwalingen te leren (zie hfdst. 15).
Samenvattend kunnen we dus zeggen: het leggen van het fundament, het bouwen met goed materiaal, het aanbrengen van slecht materiaal en het verdreven, zien niet slechts op prediking en activiteit, maar vooral op het praktisch resultaat er van wat de bouw van de gemeente, van Gods huis betreft.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies