082 Flitsen uit het Mattheüsevangelie Mt 12:25-32

Flitsen uit het Mattheüsevangelie
(Mattheüs 12:25-32)

De lastering van de Geest!

De Heiland begint met aan te tonen hoe dwaas de redenering van de Farizeeën is. Dan zou immers de duivel tegen zichzelf verdeeld zijn! Vervolgens hoe onredelijk hun redenering is, want passen ze hun conclusie ook toe op de bezweerders uit hun eigen volk? Nee, daar pasten ze wel voor op! Daardoor zouden die hun rechters zijn, met andere woorden hun norm voor veroordeling.

En tenslotte hoe zondig hun redenering is, want ze lasteren dardoor de Geest. Er was namelijk geen andere mogelijkheid dan dat de Heer door de Geest de demonen uitwierp.
Wat wil lastering van de Geest zeggen? Mensen spreken vaak van de zonde tegen de Heilige Geest, en maken daardoor de betekenis onduidelijk. Het gevolg is dat soms gelovigen menen tegen de Heilige Geest gezondigd te hebben, terwijl ze beslist niet gedaan hebben wat de Farizeeën doen. Vaak komen ze daardoor in een toestand van wanhoop, omdat ze denken dat hun zonde onvergeeflijk is.

Elke zonde echter is ook een zonde tegen de Heilige Geest. De Heer spreekt echter over de lastering van de Geest, en dat alleen is een onvergeeflijke zaak. Het is dus wél zaak te wten wat hiermee bedoeld wordt. Daarvoor gaan we drie dingen na.

1) Wie lasterden?
2) Wat is lasteren?
3) Wat is het gevolg van deze lastering?

Wie lasterden?

De personen die deze onvergeeflijke zonde bedreven, waren de Farizeeën. Het waren dus geen mensen die in zorg zagen over hun zielenheil, geen zoekers naar redding en nog minder bekeerde personen. Over de Farizeeën heeft de Heer het wee uitgeroepen vanwege hun schijnheiligheid en verharding. Iemand die zoekt behouden te worden, zal nooit tot deze lastering komen.

Wat is lasteren?

Lasteren is bewust kwaadspreken en onteren. Welnu, deze Farizeeën lasterden. Ze lasterden niet God of de Heer Jezus; dan was er nog hoop voor ze. Nee, ze lasterden de Heilige Geest. Willens en wetens schreven ze de kracht van de Heilige Geest aan de duivel toe, en dat om hun eigen positie hoog te houden.

Wat is het gevolg?

Dat voor deze mensen geen redding meer mogelijk was, betekent dit, dat ze zich later wel zouden willen bekeren, maar afgewezen zouden worden? Nee, ze hadden een totaal verhard hart en zijn nooit tot berouw gekomen.
Als iemand bezorgd is deze onvergeeflijke zonde gedaan te hebben en daarover in angst zit, dan is zijn bezorgdheid en angst het duidelijk bewijs dat hij zich aan dit kwaad niet bezondigd heeft.
Gelukkig kunnen we ieder die zoekt naar redding en die berouw heeft van zijn zonden, toeroepen:

Geen zonde te groot,
Geen zondaar te snood
Voor ’t heil dat God in Christus ons bood.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies