Flitsen uit het Mattheüsevangelie
(Mattheüs 12:33-37)
Aan de vruchten…
Heel wat gezegden en spreekwoorden in onze taal zijn aan de bijbel ontleend. Hier is er zo één: “Aan de vruchten kent men de boom”. Daarmee wordt aangeduid dat de daden van een mens zijn innerlijk verraden. Maar niet alleen de daden doen dat, ook de woorden geven een aanwijzing. En daarop doelt de Here Jezus als Hij zegt: ‘Aan zijn vrucht kent men de boom’. Hij laat er namelijk op volgen: ‘Hoe kunt gij die slecht zijt, iets goeds zeggen?’
Wat zeiden de Farizeeën dan voor verkeerds? Smeten ze er vuile taal uit? Dat is vandaag de dag de gewoonste zaak ter wereld, en als je de vuiligheid niet op hun schutting kladt, maar neerpent in een roman, krijg je er zelfs nog een literatuurprijs voor! Aan zo iets bezondigden de Farizeeën zich niet, daar waren ze te netjes voor. Wat deden ze dan wel? Ze spraken tot oneer van God, van Jezus Christus en van de Geest van God, en dat verraadde hoe ze innerlijk zonden, hoe ze waren. Er zijn heel wat mensen die het met hun daden er nog zo gek niet afbrengen, maar die Jezus Christus loochenen als de Zoon van God, die smalend spreken over het geloof in Hem en die het werk van Gods Geest tegenstaan. Welnu:
“Uit de overvloed van het hart spreekt de mond”.
Al weer een spreekwoord. En met deze uitspreek zijn de Farizeeën veroordeeld.
De Heer vervolgt dan met:
‘Van elk ijdel woord dat de mensen zullen spreken, zullen ze rekenschap geven in de dag van het oordeel, want naar uw woorden zult ge gerechtvaardigd worden en naar uw woorden zult ge veroordeeld worden’.
Met “ijdel woord” is hier niet onzinnig gepraat bedoeld, maar zoals het verband duidelijk aangeeft elk woord dat God aantast, de persoon van Christus krenkt en het werk van Gods Geest ontkent.
De grote vraag is dus hoe u over God en de geestelijke dingen spreekt. Eert u Hem als uw Schepper? Erkent u, dat u als zondaar Hem tekort hebt gedaan en tegen Hem gezondigd hebt? Belijdt u Jezus Christus als uw Heiland? Heeft u zijn Heilige Geest laten werken aan uw hart?
Of…. Moet u van al dat vrome gezemel geen snars hebben? Zegt u: ‘Dood is dood, en als het anders uitpakt zullen we dan wel weer zien’? Welnu, hiermee staat of valt uw eeuwig heil. Hiermee geeft u de norm voor uw rechtvaardiging of veroordeling. U moogt dan een uiterlijk braaf leven leiden, maar uw houding ten opzichte van God en Christus, die uit uw woorden spreekt, is beslissend.
Hoe staat het er in dat opzicht met u voor?