Flitsen uit het Mattheüsevangelie
Mattheüs 13:24-49
Dikwijls hoor je van buitenkerkelijken kritiek op de “christenen”. Vooral op een dorp weet men soms heel wat van de “fijnen” te vertellen. ‘Als dat dan christenen zijn’, zo besluit men dan.
Vaak heb ik zulke mensen gevraagd of ze ook wisten waarom er valse juwelen waren. Meestal begrepen ze niet wat ik met de vraag bedoelde. Mijn antwoord: ‘Er zijn valse omdat er ook echte zijn’, hielp hen dan wel uit de droom. Als er geen echte christenen waren zou satan geen moeite doen schijnchristenen “in omloop” te brengen.
In deze gelijkenis wordt dat ook door de Here Jezus voorzegd. Hij vergelijkt het koninkrijk der hemelen met iemand die goed zaad in zijn akker zaait. ‘Maar’, zo zegt Hij, ‘terwijl de mensen sliepen kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen midden tussen het koren en ging weg’.
De zaaier van het goede zaad is Christus zelf. De akker is de wereld en het zaad stelt zowel het Woord van God voor als hen die dat Woord in het geloof aannemen.
De vijand van de Here Jezus is natuurlijk de satan, de grote tegenstander van God.
En het onkruid, wie zijn dat? Ongelovigen, heidenen etc.? Nee, zowel de “grasachtige” die hier genoemd wordt en die eigenlijk “dolik” heet als het verhaal zelf maken duidelijk dat dit onkruid bedrieglijk echt op tarwe lijkt. Het stellen dan ook schijn christenen voor. Mensen dus die uiterlijk op christenen lijken: ze gaan naar de kerk, lezen uit de bijbel enz., maar ze hebben zich nooit met echt berouw tot God bekeerd en in het geloof de Here Jezus als Heiland aanvaard.
Zullen we het onkruid er uit halen?
Toen de arbeiders, zo ging de Here verder, hoorden wat er gebeurd was, zeiden ze tegen de landheer: ‘Zullen we het onkruid er uit halen?’ De landheer weigert dat echter en wel om deze reden, dat ze dan met het onkruid ook de tarwe er uit zouden trekken.
Helaas heeft men in de loop der eeuwen niet naar deze aanwijzing geluisterd. Ieder die afweek van wat met de officiële, algemene leer noemde, werd vervolgd en met de dood bedreigd. Inderdaad werd er toen juist heel wat “tarwe” uitgerukt. Twee fouten zijn in de loop der tijden gemaakt. Aan de ene kant werd het zwaard gebruikt om het Christendom uit te breiden, aan de andere kant werd dat zwaard gebruikt om ketters uit te roeien.
Laten staan tot de oogst
Maar wat moet er dan met het onkruid gebeuren?’ Wel, laten staan tot de oogst en dan redden de maaiers zich er mee. Die brengen het onkruid bij elkaar om het te verbranden en de tarwe verzamelen ze en bergen die in de schuur.
Maar wordt er dan geen vergissing gemaakt? Nee, als plant lijkt de dolik precies op de tarwe, maar als de vrucht rijp is, is er een duidelijk onderscheid in die vrucht.
Uit de verklaring blijkt duidelijk dat de oogst het eind van de genadetijd is en de maaiers de engelen voorstellen.
Dan worden allen die slechts in schijnchristenen waren, afgescheiden en geworpen in de vuuroven, waar “het geween is en het tandengeknars”.
En de rechtvaardigen, zij die werkelijk Christus toebehoren, zullen “blinken als de zon in ’t koninkrijk van Mijn Vader”.
Wie oren heeft, die hore
De les is duidelijk. De Heer laat er een woord op volgen dat de eeuwen door klinkt: ‘Wie oren heeft, die hore….’ Heeft u oren? Heeft u er mee gehoord? Weet u, dat God niet tevreden is met een uiterlijk christelijk jasje? Geen schijnchristen-zijn, maar werkelijke bekering vraagt Hij en dan een wandel door het geloof!
Mocht u zich tot nu toe tevreden gesteld hebben met de uiterlijke vorm, bekeer u dan, voordat de “maaiers” komen.