Mattheüs 13:33
De gelijkenis van het zuurdeeg
Van de zeven gelijkenissen die in Mattheüs 13 staan opgetekend, is dit de laatste die de Here Jezus aan de schare vertelt. De volgende drie spreekt hij in een huis uit met alleen de discipelen als toehoorders. De eerste vier verschillen dan ook in karakter van de laatste drie: zij beschrijven de uitwendige vorm van het koninkrijk in de wereld, terwijl de laatste drie meer het innerlijk karakter er van aangeven.
Het is belangrijk om dit in het oog te houden. De gelijkenis van de zaaier laat zien hoe het koninkrijk der hemelen op aarde in deze tijd wordt gevormd, namelijk door het “zaaien van het woord van God”, door de boodschap van het evangelie dus. Maar…… het laat tevens zien dat het lang niet allemaal goud is wat er blinkt.
De gelijkenis van het onkruid en de tarwe borduurt hierop door en toont het werk van satan, die een schijnchristendom creëert.
De gelijkenis van het mosterdzaad, daarop volgend, trekt de lijn verder en beschrijft de “abnormale” groei van het koninkrijk, waarbij het zich een machtige plaats in deze wereld verovert.
En daarop volgt dan de gelijkenis van het zuurdeeg, waarmee we ons nu bezig houden.
Zuurdeeg… Beeld van het kwaad
Het koninkrijk der hemelen is dus gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw neemt en in drie maten meel stopt. Met het gevolg dat het hele deeg doorzuurt wordt.
Als we de lijn hierboven doortrekken, kunnen we moeilijk aannemen dat met deze gelijkenis iets gunstigs is bedoeld. Zo in de zin van: het evangelie zal de hele wereld gunstig beïnvloeden. Ten eerste leert ons de praktijk wel anders; in plaats dat het christendom de hele wereld beïnvloedt, beïnvloedt de wereld het christendom. De uitbreiding van het christendom loopt trouwens ver achter bij de toename van de wereldbevolking. Er wordt terrein verloren in plaats van gewonnen. Ten tweede – en dat is doorslaggevend – is zuurdeeg in de Schrift nooit een beeld van iets goeds, maar van iets kwaads. Laten we dat in de bijbel eens nagaan.
We beginnen met het Pascha in Egypte. U leest daar in Exodus 12:8 dat de Israëlieten ongezuurde koeken moesten eten. In geen enkel huis mocht ook maar een kruimeltje zuurdeeg te vinden zijn. De Heer Jezus waarschuwde zijn discipelen tegen het zuurdeeg van Farizeeën en Sadduceeën en van Herodes (Matth. 16:6, 11, 12; Luc. 12:1; Marc. 8:15). Paulus schreef tot tweemaal toe: “Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het hele deeg zuur maakt?” (1 Kor. 5:6; Gal. 5:9).
De werking van het kwaad wordt hier met de verzurende werking van zuurdeeg vergeleken. Elke twijfel is dus uitgesloten: de gelijkenis van het zuurdeeg kan niet iets moois voorstellen. De gelijkenis heeft een ongunstige strekking, en laat zien hoe in het koninkrijk der hemelen het getuigenis door kwaad bezoedeld wordt. En dat maar niet een beetje. Nee, het geheel wordt er door aangetast.
Wel, in onze tijd kunnen we dat duidelijk zien. De geschiedenis bevestigt deze uitleg van de gelijkenis. Hand over hand is het kwaad in de christenheid toegenomen. In de middeleeuwen bereikte het een hoogtepunt. Leerstelling en zedelijk verval woekerden als een kanker. Daarna zien we een opleving in de hervormingstijd, maar die duurde slechts kort. In de kerken van de reformatie werkte het zuurdeeg van onverschilligheid en schijnheiligheid. En als we onze eigen tijd onder de loep nemen is het niet veel beter. Nu worden de fundamenten van het christelijk geloof ondermijnd. Het gezag van de bijbel wordt betwijfeld, de leer van de opstanding wordt van vraagtekens voorzien, een alternatieve verzoeningsleer kondigt zich aan, evangelieprediking, zendingsarbeid worden bij velen vervangen door ontwikkelingshulp en steun aan revoluties.
Maar genoeg hierover. De grote vraag voor ons is of wij persoonlijk ons over het zuurdeeg in ons eigen leven hebben verootmoedigd voor God. Want wat baat het ons als we op anderen wijzen, terwijl we zelf niet met berouw ons tot God hebben gewend?
Paulus schrijft: “Laten we derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurd brood van reinheid en waarheid” 1 Kor. 5:8).
Kennen we zo’n feest? Kennen we Christus als ons Paschalam, dat voor ons geslacht is, en eten net als de Israëlieten “ongezuurd brood”, dat wil zeggen hebben we het kwaad veroordeeld en beleden, Christus aangenomen als onze Heiland, en wandelen we met Hem? Dan hebben we de les van het zuurdeeg begrepen tot heil van onze ziel!