1-Corinthiers 15:35 – Wat voor een lichaam ontvangen wij?
De levenden worden veranderd en de doden opgewekt. Daarbij rest nog de vraag: wat voor een lichaam zullen we ontvangen? In 1 Kor. 15:35 brengt Paulus deze vraag zelf te berde. In zijn antwoord vergelijkt hij het sterven met zaaien en zegt dan: “er wordt gezaaid een natuurlijk lichaam, er wordt opgewekt een geestelijk lichaam” (vs. 44).
In vers 48 noemt hij de natuurlijke nakomelingen van Adam “stoffelijken”, terwijl zij, die de Heer toebehoren, de titel “hemelsen” ontvangen en “het beeld van de hemelse” zullen dragen.
Nog duidelijker drukt hij zich uit in Fil. 3:20, 21:
“Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten, die het lichaam van onze vernedering veranderen zal tot gelijkvormigheid aan het lichaam van zijn heerlijkheid, overeenkomstig de werking van de macht, waarmee hij in staat is ook alle dingen aan zich te onderwerpen”.
Deze woorden voeren ons terug naar het ogenblik dat de Heer te midden van zijn discipelen verscheen. Hoewel de deur gesloten was, kwam Hij toch binnen. Hij verscheen niet als een geest, want Hij bezat een lichaam. Ook had Hij dat lichaam maar niet even voor die gelegenheid aangenomen (zich gematerialiseerd), neen, het was zijn eigen lichaam met de tekenen van het kruislijden er in.
Onze gedachten gaan ook vooruit naar het ogenblik dat we het Lam zullen zien staan als geslacht. Ook dan zal Hij als de gekruisigde herkenbaar zijn. Dan zal van dat opstandingslichaam de heerlijke glans afstralen, die op de berg van de verheerlijking werd gezien. Dat laatste vond in de opperkamer, te midden van de discipelen, nog niet plaats. Toch is het hetzelfde lichaam, maar dan met heerlijkheid omkleed. Of beter: dan straalt het de heerlijkheid uit. En aan dit aspect denkt de apostel als hij zegt, dat ons lichaam gelijk zal worden aan het lichaam van zijn heerlijkheid.
Wanneer heeft deze opneming plaats?
Ten slotte blijft er nog de vraag over: wanneer komt de Heer om de zijnen in het vaderhuis te brengen? Het gaat daarbij niet om een absolute tijdsbepaling, want die is niet te geven. De Heer heeft een en andermaal gezegd, dat die tijd alleen bij de Vader bekend is. Het gaat ons slechts om de rangorde van de toekomstige gebeurtenissen, om een betrekkelijke tijdsbepaling. Kortweg gezegd: Wordt de gemeente pas opgenomen op de “jongste dag” nadat ze door de grote verdrukking is gegaan en voor de troon van God geoordeeld is? Of wordt ze vóór de grote verdrukking opgenomen in het vaderhuis? Met andere woorden: Is de opneming van de gemeente de eerste van de reeks toekomstige gebeurtenissen of de laatste? Deze kwestie is van essentieel belang en vraagt dus ook om een uitvoerige behandeling.
Zie Ik kom spoedig
In het boek “De Openbaring” zegt de Heer tot vier maal toe, dat Hij spoedig komt. De eerste maal is dat in de brief aan de gemeente te Filadelfia (hfdst. 3:11). En aan het eind, je zou kunnen zeggen als afscheidsgroet, wordt het nog drie maal herhaald (hfdst. 22:7, 12, 22). De komst van de Heer wordt dus niet verschoven naar een verafgelegen tijdstip. De Heer wekt de zijnen op om Hem te verwachten, in welke tijd ze ook leven. Hij stelt zijn komst voor de zijnen niet na een aantal gebeurtenissen, die noodzakelijk moeten voorafgaan. Neen, Hij zet deze als punt één op het programma.
Wij, de levenden
De goede dienstknecht verwacht de terugkeer van zijn meester elk ogenblik (Luk. 12:36a). Paulus is zo’n dienstknecht geweest. Wanneer hij de Thessalonikers schrift over de komst van de Heer, dan zegt hij niet: zij, die dan leven, maar: wij, de levenden (1 Thess. 4:17). Hij schakelt zichzelf en alle toen levende gelovigen er bij in. Hetzelfde doet hij in andere Schriftplaatsen (1 Kor. 15 en Fil. 3). Hij verwachtte de Heer nog bij zijn leven. Maar dat houdt tevens in, dat er dus aan de opneming van de gemeente geen bepaalde gebeurtenissen voorafgaan, die noodzakelijkerwijs eerst vervuld moeten worden.
Veronderstel, dat de gemeente op aarde de grote verdrukking moet meemaken en het openbaar worden van de antichrist; en dat pas daarna de bruidegom zou komen om de bruidskerk in het vaderhuis te voeren. Dat zouden we de Heer pas kunnen verwachten, als we in die verdrukking waren en de antichrist openbaar geworden was.
Bewaard voor het uur van de verzoeking
“De openbaring” is het grote boek van de toekomst. Na het inleidende eerste hoofdstuk volgen de zeven brieven aan de zeven gemeenten in Klein-Azië in hoofdstuk 2 en 3. Behalve een praktische waarde, hebben deze brieven een profetische betekenis. Ze zijn dus niet zonder meer te vergelijken met de brieven aan de Romeinen, Korinthiërs en dergelijke. Ze vormen een onderdeel van de openbaring, een onderdeel van de profetie. In feite geven ze onder het beeld van de zeven gemeenten een volledige, geïnspireerde kerkgeschiedenis. Voor een uitvoerige bewijsvoering verwijs ik naar de beschouwing van br. H.C. Voorhoeve over “De Openbaring”. Van de vele argumenten voer ik alleen aan, dat de Heer Jezus in deze brieven van zijn komst voor de betreffende gemeente spreekt. In de brief aan Filadelfia die de zesde plaats inneemt, doet Hij dat op de volgende wijze:
“Omdat gij het woord van mijn volharding bewaard hebt, zal ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over het hele aardrijk komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen. Ik kom spoedig, houdt wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neemt” (Openb. 3:10, 11).
De Heer ziet met volharding uit naar het ogenblik, dat Hij zijn gemeente bij Zich in het vaderhuis zal halen. De gelovigen, die met Hem uitzien naar dat ogenblik, bewaren het woord van zijn volharding. Zij volharden met Hem. Daarvoor ontvangen ze een speciale belofte: “Ik zal u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over de hele aarde komen zal”. Twee dingen moeten we hierbij goed onder ogen zien, ten eerste: wat betekent “bewaren voor”, ten tweede: wat moeten we verstaan onder “het uur van de verzoeking”?
Voor “bewaren voor” staat in het oorspronkelijke dezelfde uitdrukking als in Joh. 17:15: “bewaar hen voor de boze”. De betekenis is daar heel duidelijk. De Heer vraagt aan de Vader om de zijnen te bewaren, dat ze niet in de macht van de boze komen. Zo betekent “bewaren voor het uur van de verzoeking” voorkomen, dat de gelovigen dat uur meemaken.
Wat de tweede kwestie betreft: die wordt opgehelderd in Openb. 13. Dikwijls stelt men “het uur van de verzoeking” gelijk met “de grote verdrukking”. Dit is echter niet helemaal juist, wel hebben beide op dezelfde tijd betrekking. De grote verdrukking slaat op de vreselijke vervolging, die de vijanden van God over Israël en de gelovigen uit de heidenen zullen brengen. Het woeden van het nazidom tegen de Joden geeft ons van die toekomstige vervolging enig idee. Maar daarnaast was de nazi-ideologie een grote verzoeking of verleiding voor de mensen. Zo zullen de mensen in de toekomst aan een satanische verleiding of verzoeking bloot staan. In Openb. 13 wordt van twee beesten gesproken. Het eerste beest is het dan herstelde Romeinse wereldrijk met zijn regerend hoofd, keizer of dictator. Het tweede beest is de antichrist, de zondemens, de wetteloze of wel de valse profeet. Deze zal voor het eerste beest een beeld maken en dat zelfs doen spreken. Hij wil een nieuwe wereldgodsdienst invoeren, waarin hij zelf aangebeden wordt. Wie weigeren zal hem en het beeld te aanbidden, wordt gedood. Om zijn eisen kracht bij te zetten, zal hij zelfs vuur van de hemel doen neerdalen. Dit zal voor de mensen een geweldige verleiding of verzoeking betekenen. We lezen:
“En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel doet neerdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. En het verleidt hen die op de aarde wonen, door de tekenen die hem gegeven zijn te doen” (Openb. 13:13, 14).
Dit is dus dezelfde uitdrukking als in Openb. 3 nl. het uur van de verzoeking, om te verzoeken hen die op de aarde wonen. De uitdrukking “die op de aarde wonen” is kenmerkend voor het laatste Bijbelboek. Daarmee zijn niet de mensen in het algemeen bedoeld, in tegenstelling dus met de engelen. Neen, het is de karakteristieke aanduiding van die mensen, die zich definitief van God hebben afgewend, die geen beter, geen hemels vaderland zoeken of ook maar wensen. Heel hun leven is met deze aarde verbonden. Voor hen komt dit uur van de verzoeking en zij vallen er in, zij laten zich door Satan, door de antichrist verleiden. Maar aan de gemeente wordt beloofd, dat ze voor dat uur zal worden bewaard. Let wel, er staat niet: Ik zal u bewaren voor de verzoeking, maar Ik zal u bewaren voor het uur van de verzoeking. De gemeente maakt dat uur dus niet op aarde mee.