Iemand heeft eens gezegd, dat je luisteraars in vier groepen kunt verdelen. Hij gaf dat als volgt aan:
- er zijn er die lijken op een spons. Ze nemen wat deugt en wat niet deugt in zich op, maar laten het net zo gemakkelijk weer lopen;
- anderen lijken op een zandloper. Ze laten wat ze horen het ene oor ingaan en het andere oor uit. Ze denken over het gehoorde helemaal niet na;
- er zijn er die lijken op een vergiet en wel in deze zin dat ze het goede er doorheen laten lopen en het kwade vasthouden;
- er zijn er ook die lijken op een wan.. Ze laten het kwade als kaf wegwaaien en bewaren het graan.
Bij het wannen kun je drie soorten wanners onderscheiden ofwel drie manieren van wannen. Ik wil dat duidelijk maken met een ervaring die ik persoonlijk heb opgedaan. In de veertiger jaren heb ik zomers vaak bij een boer gewerkt in de Achterhoek. Zo’n negen jaar lang. Vaak werkten we op het land, bijvoorbeeld met rogge maaien en het gemaaide tot schoven te binden, maar soms werkten we op de deel van de boerderij of op het erf. Dat was bijvoorbeeld het geval als we koren gingen wannen.
Destijds gebeurde dat met een wan waarvan je de schoepen met een wiel moest ronddraaien. Het kwam er dan op aan om de juiste snelheid te bewerken. Je zou zoals gezegd drie soorten wanners kunnen onderscheiden of wel drie methoden van wannen. Als je de zwengel namelijk te langzaam ronddraaide dan bleef er teveel kaf tussen het koren zitten en dat moest natuurlijk niet. De boer riep me dan toe: “Wat sneller draaien”. Maar deed je het te snel dan vloog een deel van het koren met het kaf mee en dan kreeg je te horen “langzamer”. De derde manier was de juiste snelheid te vinden waarbij het kaf goed van het koren gescheiden werd zonder dat het graan wegwaaide. Het kostte wel wat oefening om die juiste snelheid te vinden.
Wannen in de Bijbel
In de Bijbel komen we het begrip wannen ook tegen. In letterlijke en figuurlijke zin. In Ri 3:2 lezen we de woorden van Naomi dat Boaz op de dorsvloer gerst zal gaan wannen. Dat wannen gebeurde met een zeef of een bak waarop of waarin het gedorste koren met kaf was verzameld. Men gooide dan het graan en het kaf in de wind omhoog zodat het kaf wegwaaide en het graan in de bak of op de zeef terugviel.
In figuurlijk zin is er ook van wannen sprake. Zo staat in Js 41:16 dat het volk Israël zijn tegenstanders zal wannen en dat de wind ze zal verstrooien. Die tegenstanders van het volk worden dan met het kaf vergeleken In Jr 51:2 lezen we dat God op Babel wanners zal afsturen die het zullen wannen en het land zullen uitschudden (vgl ook Jr 4:11). In Jr 15: 7 lezen we dat God zijn eigen volk Israël zal wannen. Kennelijk wordt dan gedoeld op wat de vijanden in Gods hand met het volk zullen doen (zie vs. 9).
Zeven
Een verwant begrip is zeven. In oudnederlands wordt dat ook wel ziften genoemd. Dan is de geestelijke betekenis van veel belang. In Lk 22:31 lezen we het bekende woord van de Heer gericht aan Petrus: “Simon, Simon, zie, de satan heeft dringend verlangd u (allen) te mogen ziften als de tarwe; Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden”. De NBV gebruikt hier het woord “zeven”.
Normaal is de bedoeling van zeven dat het ondeugdelijke er doorvalt en dat wat je wilt behouden op de zeef blijft liggen. De bedoeling van satan is echter niet het goede van het kwade te reinigen, maar het goede te verdelgen.
In Am 9:9 lezen we over het zeven van het volk Israël door de Heer met de woorden:”Ik schud het huis van Israël onder al de volken, gelijk men met een zeef schudt, en geen steentje zal ter aarde vallen”. Ook hier bewerkt God dat zeven door middel van de volken. Dr. J. Ridderbos vertaald hier de laatste zin met “geen korrel zal ter aarde vallen” wat in ieder geval een begrijpelijker zin geeft dan geen steentje. Maar hoe dan ook het gaat hier kennelijk om het feit dat God zeeft met het doel het kwade uit te zuiveren en het goede te behouden. Precies dus het tegenovergestelde van wat satan op het oog heeft.
Het wannen en zeven moet ook onder de gelovigen plaatsvinden. De Here doet dat, maar ook wij moeten er op uit zijn om in ons leven en dat van anderen het kwade weg te doen en het goede te behouden. Het komt er dan wel op aan om dat niet te oppervlakkig te doen zodat het kwade blijft zitten., ook niet zo drastisch dat we het goede “wegwaait” maar zo zorgvuldig; dat een juiste reiniging plaatsvindt en dat nooit het wannen of het zeven ten koste gaat van onszelf of van medegelovigen.
Wannen en zeven … een noodzakelijk, maar bovenal een zorgvuldig werk