Openbaringen 3:4
B. De gemeente tijdens de grote verdrukking (1e vervolg)
Hun aantal, kleding en dienst
In de tweede plaats geeft het aantal oudsten een belangrijke aanwijzing voor het vaststellen van hun identiteit. Het oude testament is het grote illustratieboek voor het nieuwe. De tempeldienst met al zijn bijzonderheden heeft een zinnebeeldige betekenis. Zo waren er onder Israël 24 priesterorden en 24 afdelingen zangers (1 Kron. 24 en 25). Het getal 24 wil dus zeggen, dat we met een complete priesterklasse te doen hebben, die zangeres zijn van de lof des Heren. Ook hun dienst en hun kleding tekent hen als priesters. Ze bezitten nl. schalen vol reukwerk. Dat reukwerk wordt gevormd door de gebeden van de heiligen, die de grote verdrukking op aarde meemaken. Zoals de priesters in de oude bedeling, offeren zij dit reukwerk aan God. En begeleid door hun harpmuziek zingen zij als de zangers in de tempel het nieuwe lied ter eer van het Lam.
En evenals de priesters zijn ze bekleed met witte klederen. Deze tekenen hen tevens als de overwinnaars, want aan Sardis wordt geschreven “zij zullen met mij wandelen in witte klederen. Wie overwint, die zal bekleed worden met witte klederen” (Openb. 3:4b, 5a).
De term “oudsten”
De uitdrukking “oudsten” is ook kenmerkend. Deze wordt nooit gebruikt voor engelen. Hij heeft te maken met mensen. De Schrift geeft er mee aan, dat we met vertegenwoordigers van een heel volk te maken hebben. Onder Israël vertegenwoordigden de oudsten het hele volk. Maar deze term omvat nog meer. Aan de oudsten was regering toevertrouwd. Die voorstelling wordt hier nog versterkt doordat de oudsten gezeten zijn op tronen of regeringszetels en zij blijk geven van inzicht in de gedachten van God (hfdst. 7:13, 14). Welnu van de gemeente weten we dat ze met Christus zal heersen (2 Tim. 3:12) en dat haar de rechtspraak, het oordeel over de wereld is toevertrouwd (1 Kor. 6:2, 3). Zo wordt van de discipelen gezegd, dat ze zullen zitten op twaalf tronen oordelend de twaalf stammen van Israël. Aan de overwinnaars van Laodicea wordt beloofd, dat ze met de Heer zullen zitten in zijn troon (Openb. 3:21).
Opnieuw wordt bevestigd wat we al vonden, dat engelen of zielen eenvoudigweg niet in aanmerking komen. We hebben te doen met opgestane en verheerlijkte heiligen, die het einddoel bereikt hebben.
Gouden kronen
Dit wordt nog bevestigd door het feit, dat de oudsten gouden kronen op hun hoofd hebben. Bij kronen denken we, óf aan regeringskronen, óf aan overwinnaarskronen of kransen. Het laatste is hier het geval. Deze gelovigen hebben dus de loop beëindigd en hun kroon ontvangen. Zowel hun aantal, hun dienst, hun kleding, hun naam, als wel hun zitten op tronen met het hoofd gekranst met de overwinningskroon, tekent hen als opgewekte en verheerlijkte heiligen. Bovendien vertonen ze de kenmerken van priesters en regeerders, die in de Schrift aan de gemeente worden toegekend.
De oudtestamentische heiligen ook?
We hebben ons niet ingelaten met de kwestie of onder deze 24 oudsten ook de gelovigen van de oude bedeling vallen. Terloops willen we er een woord aan wijden. Volgens velen omvat de term: “en de doden in Christus zullen eerst opstaan” (1 Thess. 4:16) ook de heiligen, die voor de pinksterdag gestorven zijn. Zij zien in de 24 oudsten een dubbel twaalftal, waarmee zowel de oudtestamentische gelovigen als de gemeente is aangegeven. Dit vindt men terug in Hebr. 12:23 waar dezelfde twee groepen worden aangeduid: “tot de gemeente van de eerstgeborenen… tot de geesten van de rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben”.
Anderen zijn van gedachten dat de 24 oudsten alleen de gemeente voorstellen en dat de heiligen van de oude dag – zoals tot Daniël gezegd wordt – wachten tot na de grote verdrukking, tot het “einde”, om op te staan vlak voor het duizendjarig rijk (Openb. 20:4; Dan. 12:13).
Hoe dit ook zij, voor ons onderzoek legt het geen gewicht in de schaal. Het is voldoende dat we de identiteit van de 24 oudsten hebben vastgesteld, dat zij opgewekte en verheerlijkte heiligen voorstellen.
Een belangrijke tegenwerping
Zij die niet geloven in een opname van de gemeente vóór de grote verdrukking komen dikwijls met het volgende tegenargument:
“Als de gemeente vóór de grote verdrukking wordt opgenomen, dan had dat feit toch zeker in het boek de Openbaring vermeld moeten worden, maar er wordt in dit Bijbelboek met geen woord daarover gerept”.
Het is altijd gevaarlijk te stellen wat naar onze gedachte wel of niet moet beschreven worden. De Heilige Geest is in deze soeverein.
Uit Galaten 1:17 blijkt dat de apostel Paulus na zijn bekering op weg naar Damascus deze stad deze stad heeft verlaten en zich naar Arabië heeft begeven om vervolgens weer via Damascus terug te keren naar zijn vertrekpunt Jeruzalem.
Maar in Handelingen 9 vindt u van dat verblijf in Arabië niets. Wie heeft nu de moed om de Heilige Geest van onjuistheid of onvolkomenheid te betichten? Of wie waagt het ons het verblijf van de apostel in Arabië te ontkennen?
Welnu, precies zo is het hier. Men gelooft op grond van Joh. 14, 1 Thess. 4 en 1 Kor. 15 in een werkelijke wederkomst van de Heer, waarbij Hij de gemeente tot Zich neemt, óf men gelooft het niet. In het laatste geval zijn we uitgesproken. Wie deze plaatsen domweg op het sterven van gelovigen toepast, zoals vroeger vaak gebeurde, is kennelijk niet ontvankelijk voor de betekenis van Gods Woord. Welnu, als men gelooft in de opname van de gemeente, dan vervalt het hele argument, om de eenvoudige reden, dat de opneming van de gelovigen in heel het boek de Openbaring niet vermeld wordt.
Wie de opname van de gelovigen vóór de grote verdrukking ontkent, omdat de Openbaring er geen weet van heeft, moet het ook doen met een opname na de verdrukking of op de jongste dag, want daar geldt precies hetzelfde van.
Wie zo redeneert, vergeet echter dat de schrijvers van het nieuwe testament elk hun bijzondere taak hadden. Wat Paulus als een bijzondere verborgenheid aangaande de gemeente was toevertrouwd, vinden we niet bij Johannes. We moeten de geschriften van beiden samenvoegen om een totaalbeeld te krijgen. Hoe leggen “zij” het dan uit?
Men zal zich ongetwijfeld afvragen wat de tegenstanders van “de leer van de opname van de gemeente vóór de grote verdrukking” dan toch wel voor uitleg van die 24 oudsten geven.
Nu mag het vreemd lijken, maar ook de meeste orthodoxe uitleggers zien in deze oudsten de vertegenwoordigers van de kerk.
Zo bijvoorbeeld de bekende J.H. Gunning JHz. In zijn “Boek der toekomst” blz. 126. En zo beschrijft Dr. S. Greijdanus in zijn “Korte Verklaring”: “Zij vertegenwoordigen ’s Heeren gemeente, vergelijk ook hfdst. 5:8, zowel die van de oude bedeling, als die van de nieuwe” (blz. 96). Daarmee hebben we dan twee geheel verschillende verklaarders, want Gunning is een chiliast, terwijl Greijdanus de leer van een toekomstig duizendjarig rijk juist verwerpt. Men zou mogen verwachten dat deze beide uitleggers, hoe verschillend van inzicht overigens, dan toch hierin overeenstemmen, dat ze vanaf hoofdstuk 4 tot en met 19 van de Openbaring de gemeente in de hemel plaatsen. Want tijdens die gerichtsperiode worden de 24 oudsten consequent in de hemel voorgesteld. En zij – dat geven beide schriftuitleggers toe – zijn de vertegenwoordigers van de Kerk. Het is onbegrijpelijk, maar deze onontkoombare consequentie van hun uitleg trekken ze niet. De 24 oudsten zijn wel in de hemel, maar ze zijn daar slechts als vertegenwoordigers. Het gezicht dat Johannes ziet is zinnebeeldig, maar volgens hen zelfs fictief. Het is geen realiteit. De oudsten zijn in de hemel, maar de kerk is op aarde. Blijkbaar vertellen de oudsten in de hemel aan Johannes wie ze zelf op aarde zijn (zie hfdst. 7:13, 14).
Men vergeve ons de ironie, maar Johannes ziet tijdens de gerichten verheerlijkte en gekroonde heiligen, die zingen en God aanbidden, maar ze zijn er niet…
Ja, het is inderdaad bedroevend tot wat voor uitleg men zelfs als gelovige schriftuitleggers komt als men eigen gedachten in de Schrift gaat leggen. Aan de andere kant is het ook te begrijpen. Wie zegt dat alle gelovigen van Adam af tot de jongste dag toe tot de Kerk behoren, kan gewoonweg niet aanvaarden dat er tijdens de grote verdrukking opgewekte heiligen in de hemel zijn. Het strijdt met “zijn” traditioneel systeem. Zo iemand moet met een verklaring van de Openbaring wel hopeloos vastlopen.
In een volgend artikel zullen we de tweede consequentie onder ogen zien.