Twee ‘boeken’ die met gezag spreken.
Er zijn twee boeken waardoor God spreekt en beide stralen gezag uit.
- het ene boek noemen we het boek van de natuur en voor wie het aanvaarden wil, spreekt dat Boek met gezag over het feit dat er een machtige en wijze schepper is
- het andere boek is de Bijbel. Dat spreekt over dc schepping en Gods handelen met het geschapene. Voor wie het aanvaarden wil is de Bijbel het onwankelbare, onaantastebare Woord van God
In Psalm 19 vinden we een heenwijzing naar elk van deze twee boeken en wel in vers 1-7 naar het boek van de natuur en in vers 8-15 naar dat van de schriftuur.
De kwestie van gezag
Er heerst over het algemeengesproken een gezagscrisis. Men aanvaardt heel moeilijk van boven opgelegd ofwel g e d e l e g e e r d gezag en men buigt ook niet zonder meer voor m o r e e l gezag. Deze crisis gaat aan de Bijbel niet voorbij:
- het gezag van de bijbel werd vroeger betwist door ongelovigen tegenover gelovigen;
- later tasten vrijzinnigetheologen het gezag van de BIjbel aan tegenover hen die van orthodoxe snit waren;
- nu gebeurt het door zogenaamd orthodoxe christenen tegenover hen die bijbelgetrouw willen zijn.
Valse gronden om het gezag van de Bijbel te verdedigen
- men beroept zich op het getuyigenis van een orgaan, te weten de Kerk. Dit is het R.K. standpunt. In feite hebben we dan te maken met een cirkelredenering, want voor haar eigen gezag moet de kerk zich beroepen op de Bijbel en daarna baseert ze het gezag van de Bijbel
op de uitspraken van de kerk. Daarnaast beroept men zich op de traditie, maar wie bewijst dat de traditie getrouw gebleven is? - men baseert zich op de uitspraken van de bijbelwetenschap. Maar waar haalt deze het gezag vandaan? Verstandelijke argumenten schenken nog geen gezag.
- men voert de praktische bruikbaarheid van de Bijbel aan. Die wordt dan bepaald door wat we er in de praktijk mee kunnen doen. Maar die bruikbaarheid bewijst alleen dat de Bijbel een nuttig boek is.
- men baseert zich op de uitspraken van de Bijbel zelf. Dat is in feite een heel korte cirkelredenering, maar toch hebben we geen andere basis.
We moeten daarbij dan wel bedenken dat we
a. Christus leren kennen door de Schriften en dat we
b. de waarde van de Schriften leren kennen door Christus
Het geloof is de enige basis
Dat de Bijbel Gods gezaghebbende woord is, is niet te bewijzen men moet het aanvaarden. Dat deden de mensen in Thessalonika, want van het schrijft Paulus dat ze “toen ze het woord van de prediking van God hadden ontvangen, het hebben aangenomen, niet als een woord van mensen, maar, zoals het waarlijk is, als Gods woord, dat ook werkt in u “ (1 Th 2:13, vergelijk ook Jh 7:17))
Het zelfgetuigenis van de Bijbel
Uit het voorgaande blijkt al wel dat we voor het gezag van de Bijbel afhankelijk zijn van het getuigenis dat van de Bijbel uitgaat en de uitwerking die dat op ons heeft. Daarbij kunnen we ons ook baseren op het getuigenis dat de Bijbel over zichzelf geeft. We gaan dat na en beginnen met het getuigenis over het Oude Testament
a. In Ps 119:1-8 krijgen we een prachtig achtvoudig getuigenis over dat wat God aan Israël heeft voorgehouden en in vers 9 wordt er dit van gezegd: “Waarmee zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord “
Daarmee doelt de Psalmist op het geschreven woord zoals dat door Mozes aan het volk Israël was gegeven. Denk daarbij aan de uitspraak in Dt 34:10: “Zoals Mozes, dien de Here gekend heeft van aangezicht tot aangezicht; is er geen profeet meer opgestaan – getuige al de tekenen en wonderen die de Heer hem heeft opgedragen te doen…”;
De latere Israëlieten aanvaarden het gezag van de geschriften van Mozes zonder meer, zoals blijk uit Mt 22:23; Mk 12:19, vergelijk ook 2 Kr 30:18
Ga ook na hoe o.a. Hiskia Josia, Daniël te werk gingen en zich in alles hielden aan wat Mozes en ook latere profeten hen voorgehouden hadden
b. Denk aan uitdrukkingen als ‘Want de mond des Heren heeft gesproken” Ex 4:30; Dt 18:21, 22; Jz 24: 2; Js 8:11; 9:3; 28:14; Jr 9:12; 10:1,13:15; 17:20; 19:3; 30:4; 51:12; Am 3:1; Mi 4:4 en sla daarbij op Hb 1:1; Hd. 3:21; 4:25
c. Heel sterk is het volgende getuigenis van David, de dichter-koning van Israël, dat we lezen in 2 Sm 23:2 “De Geest des Heren spreekt door mij, Zijn Woord is op mijn tong”. Toen David zijn Psalmen dichtte wist hij dus dat de woorden die hij sprak of schreef geïnspireerd waren door de Heilige Geest.
d. Bedenk ook de woorden die God tot Jeremia spreekt; “Zie Ik leg mijn woorden in uw mond” Jr 1:9 en denk daarbij aan Nm 23:5
e. Bij de profeten lezen we regelmatig de uitspraak: “Zo zegt de Here” (zie b.v. Amos 1 vers 3). Of ook wel deze formule: “En het Woord des Heren kwam…” (zie Haggaï 1 vers 3) of heel krachtig: “Godsspraak, Woord des Heren…” (zie Zacharía 9 vers 1).
Wat het Oude Testament betreft zeggen de schrijvers dus dat hetgeen ze spreken of schrijven “het Woord van God” is. En wie overtuigd wil worden, dat ze inderdaad Gods Woord hebben gesproken, die moet de Bijbel lezen met de bereidheid zich te willen laten overtuigen.
f. Dit getuigenis van het OT wordt ondersteund door wat Paulus zegt in Rm 3:2 namelijk:
“Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? Veel in elk opzicht,en wel in de eerste plaats dat hun de woorden van God zijn toevertrouwd”
Daarmee doelt de apostel op het Oude Testament, het eerste deel van de Bijbel.
g. Petrus wijst als uiteindelijke auteur van de profetie de Heilige Geest aan. Hij zegt:
“Want niet door de wil van een mens werd ooit profetie voorgebracht, maar heilige mensen van Godswege hebben door de Heilige Geest gedreven, gesproken” ( 2 Pt 1:21)
In feite zijn we nu al aangeland bij het getuigenis van het NT over het OT
Het zelfgetuigenis van de Bijbel is erg belangrijk en kan de interesse opwekken. God kan het gebruiken om iemand tot nadenken te brengen. Het is immers geen kleinigheid, dat een boek er aanspraak op maakt het onfeilbare Woord van God te zijn. Op zichzelf is dat reden genoeg de Bijbel ernstig te gaan lezen. Maar in het algemeen gesproken zal dit zelfgetuigenis van de Bijbel de zondaar nog niet brengen tot geloof in de Schrift als het Woord van God.
In de regel zal God door de boodschap van de Bijbel aangaande Hem zelf, aangaande de zondaar en aangaande het kruis van Jezus Christus de mens overtuigen van het feit dat de Bijbel Gods Woord is. Op het moment dat de zondaar tot bekering komt, gelooft hij in de boodschap die hem bereikt heeft. Hij aanvaardt die als Gods Woord, want waarom zou hij zich anders bekeren?! Het geloof in de Bijbel als Gods woord wordt echter door de boodschap van de Bijbel opgewekt. Ik herinner u aan het prachtige voorbeeld van de heidenen te Thessalonika, die voor het eerst met het evangelie in aanraking kwamen toen Paulus op zijn tweede zendingsreis hun stad bezocht. Door die prediking kwamen ze tot bekering en geloof in Jezus Christus. Een radicale omkeer vond er bij hen plaats.
Later schrijft Paulus hun een brief en hij zegt daarin vrij weergegeven dit:
“Toen ik jullie het Woord Gods predikte, hebben jullie het aangenomen – niet als een woord van God, wat het ook inderdaad is”.
Door de prediking van het evangelie werden de mensen te Thessalonika overtuigd. Ze namen de boodschap als Gods Woord aan omdat ze door die boodschap daarvan overtuigd werden.
Zo is het ook nu nog. Wil iemand overtuigd raken van het feit dat de Bijbel Gods Woord is, dan moet hij door de Bijbel zelf daarvan overtuigd worden. Vandaar de nadruk op de prediking van het evangelie, vandaar de nadruk op de verspreiding van de Bijbel.
Vandaar ook de opwekking om de Bijbel te gaan lezen.