Betreft: 1Ko 3: 17
Vraag:
1) Om wat voor mensen gaat het in dit vers?
2) Wat wordt met verderven bedoeld.
3) En hoe weet je of je Gods tempel verderft?
Antwoord:
1) In 1Ko 3 spreekt Paulus in verband met de gemeente over drie soorten mensen.
a) Er zijn mensen, die met goed materiaal bouwen. Zij brengen het evangelie en de leer zuiver. De gemeente groeit daardoor, de gelovigen worden gesticht. Zulke mensen ontvangen loon.
b) Er zijn mensen, die met slecht materiaal bouwen.
Het evangelie komt niet goed uit de verf, de leer is erg eenzijdig. Het gevolg is dat er schijnbekeringen ontstaan en degenen die wel geloven niet gediend worden. Deze bouwers worden wel behouden, maar ze ontvangen geen loon.
c) Er zijn mensen, die door dwaalleer de gemeente bederven, of die door
vervolging afbreuk doen. Hier hebben we niet met gelovigen te doen, zoals in de beide vorige gevallen, maar met vijanden van God.
Zulke mensen zullen door God verdorven worden. Tenzij ze natuurlijk zich met oprecht berouw bekeren.
Paulus was eerst ook een verwoester van de gemeente,maar hij meende er God een dienst mee te verrichten. God was hem echter genadig, opende hem de ogen en maakte hem tot een bouwer van de goede soort.
2) Het hier gebruikte Griekse woord voor verderven komen we o.a. ook tegen in:
1Ko 15: 33 ‘verderft of bederft goede zeden’
1Ko 7: 2 ‘niemand te gronde gericht’
2Ko 11: 3 ‘gedachten afgetrokken’
Op 19: 2 ‘die de aarde verdierf’
Jd: 10 ‘ligt hun verderf’
Ef 4: 22 ‘die ten verderve gaat’
Het woord kan dus betekenen: moreel bederven, te gronde richten (economisch), aftrekken in de verkeerde richting, ondergaan, e.d.
In Op 11: 8 vinden we het woord ook, namelijk: ‘om te verderven, die de aarde verderven’. Uit de zin blijkt, dat het woord hier niet tweemaal in dezelfde betekenis wordt gebruikt. Het tweede verderven ziet op moreel bederven door zondig gedrag, het eerste verderven ziet op het eeuwig oordeel dat God over deze mensen brengt. Zo is het ook met het verderven in 1Ko 3: 17. Het schenden of verderven van de tempel Gods door de mens betekent iets anders dan het verderven van de mensen die dat doen door God.
Dat laatste ziet net als in Op.11: 8 op het voor eeuwig oordelen van deze mensen die de tempel aantasten.
Het verderven van de tempel staat in 1Ko 3: 17 staat tegenover het bouwen waarvan in vers 10-15 sprake is.
Het ziet dus op afbreken, vernielen, te gronde richten.
In principe zou dat op twee manieren: kunnen gebeuren:
-door vervolging en uitroeiing van de gelovigen,
-door ondermijning van de fundamenten van het christelijk geloof, met als gevolg ook afwijkend gedrag (denk aan Op 11: 18 ‘zij die de aarde verderven’).
Zo kan men de tempel Gods, de Gemeente, verderven door valse leringen: b.v. loochening van het verzoeningswerk van Jezus Christus; leren dat het geloof niet voldoende is om zalig te worden (denk aan Gl 1) enz.
3) In 1Ko 3: 17 is kennelijk deze tweede manier van verderven bedoeld. En dat doet men dus als men het christelijk geloof in zijn wezen ondermijnt en valse leringen verkondigt. Iemand die zoiets doet kan bij zichzelf nagaan wat voor leringen hij brengt. Het gaat dan niet om een verschil in opvatting, zoals bijvoorbeeld over de doop. maar om valse leringen waarbij het christelijk geloof in zijn wezen omvergeworpen wordt.