Betreft: 1 Ko 7: 14 (1)
Vraag:
(1)Waarom neemt deze man een bijzondere positie in als dit toch niets te maken heeft met zijn innerlijke toestand (geloof) en met zijn eeuwig behoud? Wat betekent dat de kinderen geheiligd zijn? Zijn zij wel behouden?
(2) Geldt deze heiliging als ze al getrouwd zijn?
Antwoord:
Deze man wordt door God apart gezien van de wereld en in de Godsregering niet met de wereld gelijk gesteld. Dat kan daarin uitkomen dat God hem bepaalde kastijdingen bespaart, die de wereldling wel ondergaat. Verder ondervindt deze man de zegen van het feit, dat hij zich op een terrein bevindt waar door zijn huwelijkspartner met God rekening gehouden wordt. Haar voorbeeld kan hem tot bekering brengen.
In het betoog van 1 Ko 7 gaat het erom, dat deze man (en dat geldt ook voor een vrouw in zo’n geval) niet zo bezien wordt als de heidense vrouwen met wie de Israëlieten in de tijd van Ezra en Nehemia trouwden. Deze waren de Heer een gruwel en ze moesten weggezonden worden (zie Ea 10: 3,19).
Als in deze christelijke bedeling van een heidens echtpaar een van de partners tot bekering en geloof in Jezus Christus is gekomen dan moet de gelovige de huwelijksband echter niet verbreken. Door die huwelijksband ziet God de ongelovige partner als afgezonderd van de wereld.
Als zo’n man namelijk niet geheiligd zou zijn, dan zouden de kinderen van de gelovigen, zolang ze niet bekeerd waren, ook niet heilig zijn. Het gaat hier niet slechts om de kinderen uit zulke gemengde huwelijken, maar om de kinderen van de gelovigen in het algemeen. Deze zijn niet onrein, maar heilig. Dat zijn ze in dezelfde zin als de ongelovige partner geheiligd is. Kinderen zijn niet automatisch, op grond van geboorte, behouden. Wel bevinden ze zich op een (huwelijks – of gezins)terrein dat afgezonderd is van de wereld. Op dat terrein wordt rekening gehouden met God. Zo worden de kinderen (als het goed is) voor zonden bewaard waar ze in een werelds gezin in zouden vallen. God schenkt aan de christelijke opvoeding zijn zegen en Hij wil die gebruiken om de kinderen tot geloof te brengen. Het ‘gij zult behouden worden, gij en uw huis’ is een belangrijk beginsel van Gods Woord.
(b) De apostel gaat in 1Ko 7: 14 uit van het geval dat de betreffende man en vrouw gehuwd zijn en dat na het huwelijk een van de partners tot geloof gekomen is. De vraag is nu of de heiliging ook geldt als een gelovige met een ongelovige trouwt. Vooropgesteld moet worden dat zo’n huwelijk tegen Gods gedachten is. Het is een ongelijk juk! Wat anders is of daardoor de heiliging niet geldt. Naar mijn opvatting geldt die wel, omdat ze in de huwelijksband begrepen is. Maar dat betekent niet dat God een ongehoorzame gelovige in zo’n geval niet met zijn tuchtiging tegenkomt om hem of haar tot erkenning van de verkeerde daad te brengen.
Of de heiliging ook geldt voor kinderen als die al getrouwd en dus het huis uit zijn is niet zo waarschijnlijk omdat ze dan niet meer op het terrein van het gezin verkeren waar een van de partners een gelovige is. Ik durf hier echter geen besliste uitspraak te doen.