Betreft: 1 Ko 7: 34; 2 Ko .7: 1 en 1Th 5: 23
Vraag:
Wat is precies het verschil tussen kwaad dat de geest betreft (verontreiniging van de geest) en kwaad dat de ziel aangaat (verontreiniging van de ziel).
Antwoord:
In 1 Ko 7: 34 is sprake van heilig zijn naar lichaam en geest. Het eerste slaat erop dat we ons niet bezoedelen met zedelijk, sexueel kwaad, want dat is speciaal zonde tegen ons lichaam (zie 1 Ko 6: 18).
Het tweede wil zeggen, dat we heel ons geestelijk leven, ons denken, niet verontreinigen met verkeerde gedachten (die zijn de oorsprong van onze daden) zowel op moreel als leerstellig gebied.
Dezelfde gedachte vinden we terug on 2 Ko 7: 1.Bezoedeling des vlezes is namelijk verontreiniging van het lichaam.
In 1Th 5: 23 wordt niet op een tweevoudige verontreiniging gewezen, maar op een drievoudige. Er is sprake van geest, ziel en lichaam. Dit dwingt ons tot een nadere onderscheiding. Het rein bewaren van van het lichaam ziet weer op reinheid op sexueel gebied.
Het probleem is nu hoe we de reinheid van de geest en van de ziel moeten onderscheiden. Als deze twee te samen genoemd worden bevatten ze het niet strikt lichamelijke aspekt van ons bestaan. Gaan we de plaatsen in de Schrift na waar we deze uitdrukkingen tegen komen, dan laat zich het volgende onderscheiden:
-de geest heeft te maken met onze denkwereld,
-de ziel is het terrein van het gevoelsleven.
Die twee staan niet los van elkaar. Je moet ze niet scheiden, maar wel onderscheiden.
Neem het volgende voorbeeld. Wanneer we bepaalde waarheden van Gods Woord leren verstaan geeft dat blijdschap. Het verstaan is echter een zaak van de geest, de blijdschap een zaak van ons gevoelsleven.
Omgekeerd kunnen we door praktische ervaring die ons gevoelsleven betreffen bepaalde zaken leren verstaan.
Zo is het nu ook met de kwestie van de verontreiniging.
Door valse leer wordt onze geest verontreinigd. Dat zal ook ons gevoelsleven beïnvloeden: we raken de blijdschap kwijt.
Dat laatste is echter het gevolg, de bezoedeling zelf ligt op het vlak van de geest.
Wanneer we haat en nijd tegen iemand koesteren is dat een zonde op het vlak van het gevoelsleven. Als we daar in volharden kan dat onze geest vertroebelen zodat we geestelijk de zaken niet meer juist zien.
Dat laatste is echter een gevolg van de verontreiniging van de ziel, het is niet die verontreiniging zelf, want die ligt in dat geval op het vlak van ons gevoelsleven.