Betreft: 1 Ko 8: 8
Vraag:
Wat betekent dit vers?
Antwoord:
In de Gemeente te Korinthe en ook elders waren ‘sterke’ en ‘zwakke’ gelovigen.
Niet lichamelijk sterk of zwak, ook niet sterk of zwak in geloofsvertrouwen, maar sterk of zwak in geloofsinzicht.
Er waren er die meenden dat je vlees van offerdieren niet mochst eten, anderen hadden daar helemaal geen problemen mee.
Er bestond nu het gevaar dat de sterke in het geloof zijn zwakke broeder zou minachten omdat deze niet inzag dat er met dat vlees niets aan de hand was.
Omgekeerd kon de zwakke broeder de sterke gaan oordelen in de zin van: als dat een gelovige is…die eet nota bene vlees van een offerdier. Dit gevaar beschrijft de apostel in Rm 14: 10.
Hier in 1 Ko 8: 8 wijst hij op een ander gevaar: dat iemand die geen offervlees at kon menen (of: dat anderen dat van hem zouden vinden) dat hij beter of meer was (in de ogen van God) dan de zwakke gelovige.
Welnu, de apostel laat in dit vers uitkomen dat beide opinies fout zijn. Het al of niet gebruiken van bepaald voedsel maakt ons niet meer of minder aangenaam bij God.
Dat is geen kwestie van eten en drinken. Het maakt voor God niets uit of je nu wel of niet vlees eet.
Alleen moet de sterke broeder er voor zorgen dat hij de zwakke gelovige niet laat struikelen door hem tot vlees eten te brengen terwijl deze voor zijn geweten niet overtuigd is dat hij dat wel eten mag.