Betreft: 1 Ko 9 9
Vraag:
(a) Zou God zich niets aantrekken van de wijze waarop mensen een beest behandelen? Waarom moet dit voorschrift op mensen slaan?
(b) Er staat toch op zoveel plaatsen dat we voor de knechten van de Heer hebben te zorgen. Waarom dan een dier als voorbeeld?
Antwoord:
(a) God trekt het zich zeker aan als mensen niet goed voor dieren zorgen. Het voorschrift in de wet dat men een dorsende os niet mocht muilbanden is daar het bewijs van. Dt 22: 4 laat het ook zien, hoewel dat voorschrift in de eerste plaats spreekt van liefde voor de naaste.
De vraag: ‘Zorgt God voor de ossen?’ in 1 Ko 9: 9 wil niet zeggen dat God helemaal niet voor de ossen zorgt of dat hun lot Hem onbewogen laat (zie Ps. 147: 8 en ook Jn 4: 11 het slot).
Waarom stelt Paulus het dan zo voor alsof God niet voor het vee zou zorgen? Wel, het is hiermee als met de uitspraak van de Heer in Jh 6: 27 ‘Werkt niet om de spijs die vergaat, maar…..’). Als er niets achter stond zouden we die woorden in volstrekte zin letterlijk moeten nemen. Maar dan kwamen we wel in de knoei met 1Th 3: 6-12. Uit dat gedeelte blijkt namelijk dat we wel degelijk voor ons natje en droogje te werken hebben. In Jh 6: 27 staat er echter nog wat achter en wel: ‘maar om de spijs die blijft tot in het eeuwige leven’.
De bedoeling van de Heer is om deze twee dingen tegen elkaar af te wegen en dan op het laatste de nadruk te leggen. Om het belang van het laatste extra te laten uitkomen, stelt Hij het zo voor alsof het werken voor je brood niet belangrijk en niet noodzakelijk zou zijn.
Zo is het ook in 1 Ko 9: 9. Paulus wil niet zeggen dat God helemaal niet voor de ossen zorgt, maar hij wil aangeven dat dit vers uit het O.T. een veel diepere en belangrijkere, geestelijke betekenis heeft. Met dat vers wil God ons in deze tijd nog eens extra duidelijk maken dat zij die het evangelie prediken van het evangelie mogen leven.
Het woord uit Dt 25: 4 heeft dus een letterlijke betekenis, maar ook een geestelijke en die laatste is voor ons het belangrijkste. Zie ook 1Tm 5: 17,18.
(b) Waarom de zorg voor dieren als een voorbeeld genomen wordt voor de zorg die gelovigen voor dienstknechten van de Heer moeten hebben, is een zaak die we aan de Heer moeten overlaten. Hij neemt dit voorschrift uit de wet als een voorbeeld. Er is echter meer van te zeggen: een voor-beeld heeft een beeldfunktie. Het is een illustratie en die kan een zaak sprekender maken. Zo heeft de Heer in de gelijkenissen ook vaak voorbeelden gebruikt uit het dagelijks leven.
Verder zien we eruit dat de voorschriften van het O.T. een diepere zin hebben. Iemand die dat doorkreeg zei: ‘Voor dat ik dit zag, zeiden al die voorschriften uit Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium me niets, maar nu heb ik er om zo te zeggen een bijbel bij gekregen’.