Betreft: 1 Ko 11: 31 (1)
Vraag:
Hoe kunnen we nu onder het oordeel komen als we de Heer Jezus aangenomen hebben als onze Verlosser? Hij is toch voor onze zonden gestorven? Denk aan 1 Jh 1: 9.
Antwoord:
Er is een verschil tussen geoordeeld worden in dit leven en veroordeeld worden wat de eeuwigheid betreft. Wie in de Heer Jezus gelooft is voor altijd van dat laatste vrijgesteld (zie Jh 5: 24). Zo iemand heeft het eeuwige leven en komt niet in het oordeel.
Als een gelovige zondigt wordt de band van gemeenschap met de Vader verstoord. Er ‘zit wat’ tussen het kind en de Vader. Belijdt de gelovige echter zijn zonden dan vergeeft de Vader hem en herstelt de praktische gemeenschap met die gelovige. De zaak tussen ‘het kind’ en zijn hemelse Vader is dan weer in orde.
Als de gelovige zijn zonden evenwel niet belijdt, dan moet de Vader hem tegenkomen met kastijding, met oordeel om hem terug te brengen. Het is namelijk niet zo, dat een gelovige maar rustig kan zondigen en God dat op zijn beloop laat.
Wat van de gelovige individueel geldt, gaat ook op voor een geloofsgemeenschap. Als men daar zondige toestanden tolereert dan moet God de gelovigen daar wel tegenkomen met oordeel, kastijding ( bijv. ziekte) om ze tot inkeer te brengen.