1 Corinthiers 12:04 Het voorkomen van de gaven van de Geest

Betreft: Het voorkomen van de gaven van de Geest

Vraag:

In bepaalde kerkelijke kringen krijg je de indruk dat op het uitoefenen van bepaalde gaven de nadruk wordt gelegd, maar dat andere als tijdgebonden worden beschouwd.

Antwoord:

Uit 1 Ko 1: 7 blijkt dat het bezit van alle genadegaven in een plaatselijke gemeente niet een vanzelfsprekendheid is. De vraag is natuurlijk als er genadegaven ontbreken of dat een kwestie is van geestelijke armoede of dat God bepaalde gaven in een gemeente niet nodig acht. In ieder geval kan men niet eisen dat een gemeente alle genadegaven heeft.
Er is echter meer. In Ef 2: 20 staat dat de apostelen en profeten het fundament van de Gemeente vormen. Uit 1 Ko 12: 28 volgt dat dit gaven zijn in de Gemeente. We bezitten ook nu nog hun dienst omdat ze ons door hun geschriften dienen. Maar we bezitten ze niet al;s gaven die onder ons werkzaam zijn. Niet wij maken ze wat dat betreft tijdgebonden, maar de Schrift zelf geeft dat aan en zegt dat ze tot het fundament van de Gemeente behoren en dat is in het verleden gelegd. Daarmee is hun taak als levende personen op aarde voorbij. Wat de dienst van de twaalven betreft is het kenmerkend dat er voor Judas wel een andere apostel gekozen wordt (Hd 1), maar voor Jacobus die door Herodes gedood is, niet (Hd 12).
Dat is nog niet alles, we kunnen namelijk de gaven verdelen in gaven die een directe opbouwende dienst hebben en gaven die in Mk 16: 16 tekenen genoemd worden. Gaven dus die alleen een bevestigende functie hebben bij de prediking (zie Hb 2: 4).
Of deze tekengaven nog voorkomen nu het woord er al in de begintijd van de Gemeente door bevestigd is, is zeer de vraag. We zullen dat aan God moeten overlaten. Zij kunnen zeer wel tijdgebonden of aan omstandigheden gebonden zijn. Dat laatste dan in deze zin, dat ze alleen voorkomen daar waar het woord in heidenlanden gepredikt wordt.
In ieder geval is het opmerkenswaard, dat Paulus in zijn brief aan de Korinthiërs deze gaven wel noemt, maar in zijn veel later geschreven brief aan de Efeziërs er geen melding van maakt (zie Ef.4).

Er zijn echter ook uitleggers die menen dat deze gaven in de christenheid ontbreken door een gebrek aan geloof. Hierboven zijn echter de argumenten aangeven waarop de mening berust die in de vraag verwoord is.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies