1 Corinthiers 13:10 Wat wordt met ‘het volmaakte’ bedoeld?

Betreft: 1 Ko 3: 10

Vraag:

Wat wordt met ‘het volmaakte’ bedoeld?

Antwoord:

Vrij algemeen wordt hieronder verstaan de volmaakte toestand, die aanbreekt als de Heer weerkomt. Hiervoor pleit:
a. dat van de liefde gezegd wordt dat ze nooit vergaat. Daarbij moet de apostel aan de eeuwige volmaaktheid gedacht hebben.
b. de tegenstelling dat er nu nog spreken in talen, profetie, (onvolkomen) kennis is, maar dat die dan afgedaan zal hebben, komt het beste uit als we denken aan de volmaakte toestand bij de Heer.
c. de uitdrukkingen ‘zien van aangezicht tot aangezicht’ en ‘kennen, zoals ik ook gekend ben’ wijzen ook heen naar de tijd, dat we bij de Heer zijn.

Niet allen zijn het echter met deze uitleg eens. Er zijn er, die onder het volmaakte de toestand verstaan, die met het afsluiten van de profetieën en openbaringen is aangebroken.
Ruwweg gezegd: afgesloten met het totstandkomen van het volledige nieuwe testament.
Men voert hiervoor de volgende argumenten aan:

1) Het Griekse woord ‘teleion’ zou meer wijzen op een volmaakt geheel dan op tot afsluiting komen.

2) er wordt slechts van drie gaven gezegd, dat ze ophouden. Was de eeuwige toestand bedoeld dan moesten alle gaven genoemd zijn, want die houden dan alle op.

3) als het om de eeuwige toestand ging zou Paulus niet moeten schrijven ‘en nu blijft geloof, hoop en liefde’, maar ‘dan blijft geloof, hoop en liefde’.

4) het woord volmaaktheid ziet vaak op volwassenheid en juist bij de Korinthiërs was deze volwassenheid afwezig (zie Hb 5: 14; Fl 3: 15; 1 Ko 14: 20; 1 Ko 2: 6; 14: 20; Ko 1: 28; 4: 12; Jk 3: 2; 1 Jh 2: 5).

De eerste argumenten (a,b en c)zijn m.i. echter sterker dan de laatste (1,2,3 en 4). Bij deze laatste geef ik nog een kort kommentaar:

ad.1 Het Griekse woord duidt een hoogtepunt aan, maar zegt niets van de vraag wanneer dit hoogtepunt bereikt is.

ad.2 Het niet noemen van de andere gaven, wil beslist niet zeggen dat deze zullen voortduren (denk aan de gave van genezing, wonderen, krachten).
Men moet erg voorzichtig zijn met het verbinden van konklusies aan een niet – vermelding!

ad.3 Het slotvers van hfst.13 plaatst elke uitlegger voor problemen. De vraag is of we bij het woordje ‘nu’ wel zo sterk aan een tijdsaanduiding moeten denken. Paulus kan ook bedoeld hebben: deze drie zijn nu de blijvende dingen terwijl de andere eenmaal ophouden.
De vraag blijft dan hoe we het ons moeten voorstellen, dat ‘geloof’ en ‘hoop’ blijven. Wat de eeuwigheid betreft kan het dan moeilijk anders zien dan op ‘vertrouwen’ en ‘de realisatie van wat gehoopt werd’.

ad.4 Inderdaad ziet het woord ‘volmaaktheid’ vaak op volwassenheid, maar het duidt evenzeer op de volkomenheid en de vraag blijft dus open wat er in dit geval mee bedoeld is.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies