Betreft: 1 Petr. 1:2 (2)
Vraag:
In dit vers is sprake van besprenging met het bloed van Jezus Christus. Moet dan de doop ook niet door besprenging gebeuren?
Antwoord:
In het Oude Testament lezen we dat Mozes het bloed van het verbond sprenkelt op de tabernakel en op Israël (zie o.a. Ex. 24:8 en vergelijk Hebr. 9:20, 21). Aan DIT sprenkelen denkt Petrus als hij spreekt over de besprenging met het bloed van Christus.
Uiteraard kon Mozes de tabernakel niet in bloed wassen of onderdompelen en dat kon hij evenmin het volk doen. Door de besprenging met het bloed werd het verbond ingewijd en kwam Israël onder de kracht van het bloed. Zij waren nu een volk dat God gehoorzaamheid verschuldigd was krachtens het verbond.
Zo zijn wij besprengd met het bloed van Jezus Christus als volk van God en de gedachte aan gehoorzaamheid treedt daarbij op de voorgrond, zoals uit 1 Petr. 1:2 blijkt.
Naast besprenging met het bloed spreekt de bijbel ook over “gewassen zijn in het bloed van Christus”. We treffen dat aan in Openb. 1:5 en daar staat de reiniging van de zonden bij op de voorgrond.
De doop heeft o.a. deze twee betekenissen:
a. Ze is een afwassing;
b. Ze is een begrafenis.
De doop als afwassing loopt om zo te zeggen parallel met de afwassing door bloed. De doop is daarbij niet een ritueel dat met een handbeweging aan een groep personen wordt voltrokken, maar is een zaak van twee personen namelijk de doper en de dopeling.
Daarbij besprenkelt de doper de dopeling niet, want dan komt de zin van afwassen niet tot uiting. Ananias zegt niet tegen Paulus laat uw zonden wegsprenkelen, maar laat uw zonden afwassen en dan doelt hij op de doop (Hand. 22:16).
Het feit dat de doop een begrafenis is, laat nog sterker zien, dat de doop niet door besprenkeling mag bediend worden.
Zie voor deze betekenis Rom. 6:4; Kol. 2:17). Zo min