Betreft: 1 Sm.3: 19
Vraag:
Op wie slaat ‘Zijn’ woorden? Op wie heeft ‘liet vallen’ betrekking?
Antwoord:
Van het eerste zinsdeel van dit vers ‘Samuël nu groeide op’ is Samuël het onderwerp. Van het tweede zinsdeel ‘en de Heer was met hem en liet geen van zijn woorden ter aarde vallen’ is de Heer het onderwerp. Het ‘zijn met hem’ en ‘liet geen van zijn woorden ter aarde vallen’ ziet dus op wat de Heer doet. De Heer zorgde er dus voor dat alles wat Samuël profeteerde ook in vervulling ging.
Hiermee is de tweede vraag beantwoord. Het antwoord op de eerste vraag is moeilijker. De vraag is of met ‘zijn woorden’ de woorden van Samuël bedoeld zijn of dat het de woorden van God zijn. Anders gezegd: liet de Heer geen van Samuëls woorden vallen of liet Hij geen van Zijn woorden vallen. Nu is dat probleem ook weer niet zo groot, want als er sprake zou zijn van de woorden van Samuël dan doelt dat niet op de woorden, die Samuël in het dagelijks leven sprak, maar op de woorden die hij als profeet sprak.
Welnu, de woorden die Samuël als profeet sprak waren de woorden van God, dus in feite komt het op hetzelfde neer. Naar mijn overtuiging moeten we de zin echter zo lezen: De Heer liet geen van Zijn woorden, die Hij door de mond van Samuël gesproken had ter aarde vallen. Alles kwam uit en dat bewees dat Samuël echt de woorden van God sprak. Zo werd hij als profeet bevestigd.