Betreft: 1 Tm 1: 13 en 2 Tm 1: 3
Vraag:
In 1 Tm 1: 13 staat dat Paulus voor zijn bekering in onwetendheid een lasteraar en vervolger was. Maar kan men 2 Tm 1: 3 wel op de tijd van voor zijn bekering laten slaan?
Antwoord:
Verschillende verklaarders gaan uit van de veronderstelling, dat 2 Tm 1: 13 ziet op de tijd van voor Paulus’s bekering. We hebben hier te doen met een vertaalkwestie: de Statenvertaling, de Korte Verklaring en ook de Telosweergave van het Nieuwe Testament geven deze tekst als volgt weer:
‘Wien ik diene van mijn voorouderen aan in een rein geweten’.
Voor deze weergave is veel te zeggen, maar de Nieuwe Vertaling van het NBG geeft de tekst echter weer met: ‘dien ik, evenals mijn voorouders, met een rein geweten dien. In de tekst komt namelijk het woordje ‘gelijk’ of ‘zoals’ voor en de vraag is of dit woordje slaat op ‘mijn voorouders’ of op het ‘in herinnering houden’ bij de apostel en zijn dank voor Timoteüs.
Er zijn vertalers die het laten slaan op de voorouders van Paulus anderen laten het slaan op het in herinnering houden van Paulus.
Nu het verschil met 1 Tm 1: 13. De twee teksten zijn niet met elkaar in tegenspraak als we bedenken dat het ‘dienen’ waar Paulus het over heeft het uiterlijk dienen van God in het Jodendom betreft. Paulus was verblind in dat dienen en meende dat hij de volgelingen van Jezus Christus moest vervolgen. Die overtuiging was bij hem wel oprecht., vandaar dat hij kan spreken over een rein geweten.