Betreft: 1 Tm 1: 18
Vraag:
Waar kunnen we in de Bijbel deze profetieën vinden?
Antwoord:
Deze profetieën zijn niet in de Bijbel opgetekend. Van de roeping van Timotheüs lezen we het volgende:
(1) ‘Paulus wilde dat deze (Timoteüs) met hem zou gaan’. Wat daar verder of daaraan voorafgaand heeft plaatsgevonden lezen we in Hd 16: 1-3 niets.
(2) ‘overeenkomstig de profetieën die vroeger aangaande u zijn uitgesproken’ (1 Tm 1: 18). Er zijn dus profetieën met betrekking tot de dienst van Timoteüs uitgesproken. We zien iets dergelijks in Hd 13: 2 met betrekking tot de roeping van Paulus en Barnabas. Mat dit verschil, dat daar de inhoud van de profetie ofwel de inhoud van de boodschap van de Geest erbij vermeld wordt, terwijl dat met de profetieën over Timoteüs uitgesproken niet het geval is. We weten ook niet precies of die profetieën zijn uitgesproken voordat Paulus voor de tweede keer in Lystre kwam (Hd 16: 1) of op het moment van zijn tweede bezoek aldaar.
(3) ‘de gave in u….die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten’ (1 Tm 4: 14). In deze tekst wordt eveneens naar de bedoelde profetie verwezen, maar er wordt bij vermeld dat de oudsten Timoteüs de handen hebben opgelegd. Het ligt voor de hand dat dit is gebeurd toen Paulus Timoteüs wilde meenemen. De oudsten hebben zich toen eendrachtig achter deze roeping van Timoteüs geschaard en dat symbolisch laten zien door handoplegging. Dit laatste vinden we nergens in de Handelingen vermeld, maar het is wel gebeurd en we weten het op grond van het getuigenis van Paulus in het hierboven genoemde vers. Dit vers geeft steun aan de gedachte dat even daarvoor maar bij diezelfde gelegenheid de betreffende profetieën zijn uitgesproken.
(4) ‘de gave Gods….die door mijn handoplegging in u is’ (2 Tm 1: 6). Van deze handoplegging door Paulus lezen we ook niets in het boek de Handelingen. De betekenis van de handoplegging is hier meer dan alleen een symbool van eenmaking. Te denken valt aan iets dat gelijkt op wat Mozes met Jozua deed (Nm 27: 22, 23; Dt 34: 9). Hoewel de gave zelf door God gegeven werd, gebeurde dat door middel van de handoplegging van Paulus.
Uit het bovenstaande blijkt hoe schriftgegevens elkaar aanvullen. Dat laat zien hoe noodzakelijk het is de hele Schrift te kennen.