1 Timotheüs 03:01 De funkties van ouderling en diaken

Betreft: 1 Tm 3: 1-13

Vraag:

Voor de funkties van ouderling en diaken wordt aan mannen gedacht. Houdt dit in dat in de toekomst diakenen ook altijd mannen moeten zijn? Men zegt wel: ‘Wie geeft, die kiest’. Deze regel zou kunnen inhouden dat de gemeente vrouwen als diaken kiest. Moet men deze keuze dan afwijzen?
Als er geen mannelijke ouderlingen en diakenen (willen//kunnen/beschikbaar) gevonden worden, mogen dan vrouwen die funkties waarnemen?
Moet een oudste per se een ouder iemand zijn? Er kunnen toch jonge mensen zijn met meer kennis en inniger omgang met de Heer dan menige oudere.

Antwoord:

De eisen die door God in Zijn woord aan vertegenwoordigers van deze beide funkties worden gesteld, houden in, dat God daarbij mannen op het oog heeft. Als de Heer vrouwen in dit ambt gewild had, had hij dat ook duidelijk gemaakt. Wat de ‘gaven’ betreft passeert God de vrouw immers niet. We zien namelijk dat er profetessen waren, te weten de vier dochters van Filippus, de evangelist ( Hd 21: 9).
Ook hebben we een voorbeeld uit het Oude Testament dat als er in de toekomst zich een andere situatie zou voordoen, God voor die situatie aanwijzingen geeft. Te denken valt aan het koningschap. In Dt 17: 14-20 zijn namelijk de regels die voor de koning zullen gelden te voren vastgesteld. Daar dit niet gedaan is in het geval van oudsten en diakenen gaan we buiten Gods woord als we vrouwelijke oudsten of vrouwelijke diakenen aanstellen.

De regel ‘wie geeft, die kiest’ drukt alleen uit, dat de gemeente niet het recht heeft oudsten te kiezen, maar wel diakenen. Dit omdat de diakenen het geld beheren dat de gemeente samenbrengt en waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt. Het betekent niet dat de gemeente bij het uitoefenen van die keuze buiten de voorschriften van Gods woord zou mogen gaan. De Schrift geeft aan dat diakenen mannen moeten zijn, die aan de eisen in 1 Tm .3 gesteld, moeten voldoen. Die mannen mag de gemeente echter zelf kiezen.

God wil aan de gemeente alles geven wat voor een goed gemeenteleven nodig is. Als de zaken in de praktijk daar niet aan beantwoorden dan ligt de fout bij ons. In plaats van eigen oplossingen te zoeken die in wezen een opzij zetten van goddelijke voorschriften betreft, moeten we de oorzaak aanpakken.

Er moet dus gewerkt worden aan onderwijs en geestelijke vorming, zodat men het werk van een oudste kan en wil doen. Is er in een ordelijk gemeenteleven naar de Schrift op een bepaald moment niet te voorzien dan zal men zich af moeten vragen of het al de tijd is om ter plaatse een zelfstandige gemeente te vormen.

Het woord ‘oudste’ geeft al aan, dat het om oudere personen gaat. Dat blijkt wel heel duidelijk uit 1 Pt.5: 1 in vergelijking met vers 5. De apostelen werden al vrij jong tot het apostelschap geroepen, maar als apostelen toen vervulden ze niet de funktie van oudsten. In Hd 15: 6 worden de apostelen ook van de oudsten te Jeruzalem onderscheiden. Dat ze met het ouder worden tevens de plaats van oudste in de gemeente innamen blijkt uit 1 Pt 5: 1; 2 Joh.: 1 en 3 Jh: 1. Wat betreft kennis en gemeenschapsleven kan een jongere soms menige oudere vóór zijn, maar voor het werk van een oudste is levenservaring en overwicht nodig. Een jonge man kan dus wel als leraar optreden, maar niet als oudste. We moeten dus altijd het onderscheid tussen gaven en ambten in het oog houden. Het bezit van een gave wordt in vele gevallen niet aan een leeftijd gebonden (een uitzondering is misschien de gave van herder), maar met het ambt van diaken en oudste ligt dat anders.

Niet onvermeld mag blijven dat in Rm 16: 1 Febe een dienares van de gemeente genoemd wordt. Het woord is in feite hetzelfde als diaken. Op grond van deze vermelding denken sommigen dat het ambt van diaken ook voor zusters openstaat. Anderen zijn niet die mening toegedaan en menen dat het hier om het funktioneren van Febe gaat in een dienst van verzorging.
Hoe dat ook zij, van een vrouwelijke oudste vinden echter geen enkele aanwijzing in de Schrift.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies