Betreft: 1 Tm 3: 6
Vraag:
(1) Als het gaat om een nieuweling in de zin van een pasbekeerde hoe kan die dan in het oordeel van de duivel vallen? Gelovigen gaan toch niet verloren?
(2) Hoe blijkt uit deze tekst dat de duivel in de zonde van hoogmoed is gevallen
Antwoord:
(1) In vers 6 is sprake van het oordeel des duivels in vers 7 van de strik des duivels.
Het laatste is gemakkelijk te begrijpen. Iemand die geen goed getuigenis heeft van hen die buiten zijn (de ongelovigen) voor hem wordt door de duivel een strik gespannen waarin hij verstrikt raakt. Hij heeft dan kennelijk dingen gedaan die niet goed zijn en zal zich mooier voordoen dan hij is. Of: zijn hele houding deugt niet en vroeg of laat loopt hij tegen de lamp.
Bij het oordeel des duivels moeten we niet denken aan het eeuwig lot van de duivel dat zo iemand dan met de duivel delen zou. Het Griekse woord ‘krima’ (denk aan criminaliteit) betekent beschuldiging of veroordeling of ook rechtszaak. De betekenis is dat zo iemand dan hetzelfde kwaad zou doen als de duivel en dus van dezelfde zonde als de duivel beschuldigd zou worden. Het houdt dus niet zijn eeuwige ondergang in, maar wel dat hij schuldig staat aan eenzelfde misdaad (van hoogmoed) als de duivel. God zal zo’n gelovige dan moeten tuchtigen om hem tot inkeer te brengen.