Genesis 1:11 / Betreft Gen. 1:11, 29, 30 en 9:3
Vraag:
Kunt u het verschil tussen de voedselvoorschriften wat toelichten?
Antwoord:
In Gen.1: 11 lezen we over de schepping van de planten- en bomenwereld. Het is mogelijk dat daarbij eerst sprake is van jong groen in algemene zin en dat dit onderscheiden wordt in: a. zaaddragend gewas en b. zaaddragend geboomte, vruchtbomen.
Maar het is ook mogelijk dat er een indeling in drieën bedoeld is nl. a. groengewas, b. zaaddragend gewas en c. vruchtbomen. Waarbij zich de vraag voordoet wat nu precies het verschil is tussen a en b.
Vers 29 en 30 van Gen.1 grijpen op vers 11 terug. Nemen we de tweedeling van vers 11 als juist aan dan mag de mens zowel van zaaddragend gewas als van de vruchten van de bomen eten, terwijl aan de dieren alleen het zaaddragend gewas gegeven wordt, waarbij dan vooral het groen ervan hen als voedsel zal dienen.
Bij de driedeling van vers 11 hebben we hier de volgende toewijzing: de mens krijgt b en c tot voedsel; de dieren alleen a.
In Gen.9: 3 staat een tweede voedselvoorschrift. De uitleg daarvan hangt nauw samen met de uitleg van Gen.1: 11, 29 en 30 als ook van de vraag hoe we de tekst zelf lezen. Beginnen we met de uitleg die van een driedeling uitgaat dan zou dit vers inhouden, dat de mens toestemming krijgt om dierlijk voedsel te nuttigen. En dan ook het groene kruid hem als voedsel toegestaan wordt. Naast b en c krijgt hij nu d (dierlijk voedsel) en a als voedsel toegewezen. Deze uitleg is echter om twee redenen erg onaannemelijk:
- het is moeilijk te verklaren, dat de mens nu pas toestemming zou krijgen om het groene gewas te eten. Met dierlijk voedsel ligt het anders.
- de tekst luidt niet: ‘Ik heb u alles gegeven ook het groene kruid’, maar ‘Ik heb u alles (wat roert) gegeven evenals het groene kruid’.
Dat laatste was al eerder toegestaan, en nu zou de mens ook dierlijk voedsel mogen nuttigen.
Gaan we uit van de tweedeling, dan zegt dit vers dat het de mens toegestaan is dierlijk voedsel te gebruiken, zoals hem eerder toegestaan was plantaardig voedsel te nuttigen.
Met ‘groene kruid’ worden dan beide soorten zaadgewassen: planten en bomen bedoeld.
Deze uitleg wordt versterkt door de gedachte dat gras net zo goed een zaaddragend gewas is en specifiek voedsel voor het vee.