Het is niet mijn bedoeling uitgebreid in te gaan op het begrip ‘spreken in talen’ of ook wel genoemd ‘spreken in tongen’. Ik geef alleen een paar korte notities om over na te denken en wel ten eerste dat het woord voor ‘tong’ hetzelfde is als het woord voor ‘taal’. Spreken in tongen kunnen we dus gewoon weergeven met ‘spreken in talen’. Er zijn uitleggers die stellen dat spreken in talen, zoals de discipelen dat deden op de Pinksterdag genoemd in Hd 2 en door Paulus besproken in 1 Ko 12-14 niet meer kan voorkomen. Dat is echter een mening waarbij we God gaan beperken in dat wat Hij zou willen bewerken.
Als men echter zegt het bijbelse spreken in talen te praktizeren, dan moet dit spreken wel aan bijbelse normen voldoen.
De eerste norm is dat het dan om bestaande talen moet gaan.
Deze norm vinden we in Hd. 2 aangegeven want daar betreft het de talen van de diverse mensen die door de hoorders uit de diverse genoemde landen gesproken werden.
Een tweede aanwijzing geeft Paulus in 1 Ko 14:21. Hij haalt daar het woord aan dat God tot Israël gesproken heeft, namelijk “Ik zal in andere talen en door andere lippen tot dit volk spreken, en ook zo zullen zij Mij niet horen, zegt de Heer”.
Dit is een aanhaling uit Dt 28:49, 50 en Js 28:11, 12. In die verzen gaat het om de vijanden van Israël. o.a. de Assyriërs en de Babyloniërs die het volk zouden onderwerpen Hun taal zou voor het volk onverstaanbaar zijn, maar het feit dat ze die taal moeten aanhoren geeft aan dat het oordeel van God dan over hen gekomen is. Die talen dienen als een teken voor het ongelovige volk (lees ook 1 Ko 14: 22)
Een tweede norm is dat als in de gemeente in talen wordt gesproken er een uitleg of wel een vertaling bij gegeven moet worden (1 Ko 14:5,13).