De tweede norm voor het spreken in talen is dat de gemeente erdoor opgebouwd moet worden en dat kan alleen als er een vertolking van het gesprokene plaatsvindt. Soms spreekt men echter voor zichzelf in talen om zichzelf te stichten en dat met een beroep op 1 Kor.14:4 waar staat “Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op”.
De vraag is nu of de apostel deze uitspraak positief bedoelt of niet. Welnu, in 1 Kor 14 geeft Paulus aan dat het spreken in talen niet kan halen bij het profeteren (lees vooral 1Kor .14:1-9. Hij laat de ‘voordelen’ van het profeteren duidelijk uitkomen. Eén ervan is dat er bij profetie rechtstreeks tot de luisteraars gesproken wordt zonder dat er vertolking nodig is.
Spreken in talen daarentegen heeft alleen zin als het gesprokene vertaald wordt. Dan alleen wordt de gemeente opgebouwd en dat is het doel van uitoefening van gaven in de Gemeente! Als er geen uitlegger is dan zou je alleen jezelf opbouwen Deze woorden zijn niet bedoeld als een aanmoediging om voor jezelf in talen te spreken, ze zijn veeleer negatief bedoeld. Gaven zijn namelijk niet gegeven om jezelf te stichten, ze dienen tot opbouw van de gemeente.
Veronderstel dat iemand die de gave van leraar heeft in zijn kamer een toespraak gaat houden om zichzelf te stichten. Dat is toch niet het doel van die gave en dat geldt voor alle andere gaven precies zo. Je dient er de gemeente mee te stichten. In talen spreken om jezelf te stichten is dus niet in overeenstemming met wat de Schrift zegt over het doel van de gaven, namelijk de stichting van de Gemeente