Blinde leidslieden
Het is een treurige zaak als de leidslieden van een volk blind zijn voor de situatie waarin ze verkeren. Wat moet er dan van henzelf en van hen die ze leiden terecht komen? Dit geldt niet alleen voor staatslieden, leiders in het zakenleven enz., maar ook en wel speciaal voor hen die leiding geven op godsdienstig gebied.
Onder Israël maakten de leiders zich druk over allerlei wissewasjes, formaliteiten enz., maar ze zagen niet dat ze als zondaars vergeving van hun zonden nodig hadden en dat ze die alleen door Jezus Christus verkrijgen konden. Ze meenden dat eten met ongewassen handen hen verontreinigde voor God, en zo huldigden ze nog meer opvattingen. Maar aan een schoonwassen van hun geweten dachten ze niet, aan hun reinigen van hun hart kwamen ze niet toe. Vandaar dat Jezus Christus zijn discipelen oproept deze leidslieden te laten varen.
Want… en dat moet wel even gezegd worden: niet alleen leidslieden zijn verantwoordelijk voor de weg die ze gaan, maar ook de volgelingen. Voor God kunnen we niet zeggen: “Ja, maar het is me nu eenmaal voorgehouden dat ik door goede werken de hemel kon verdienen”, of: “Ze hebben me bijgebracht dat ik door het trouw vervullen van mijn godsdienstplichten er wel zou komen.” Nee, we staat persoonlijk verantwoordelijk. We staan namelijk persoonlijk schuldig voor God. Uit ons hart komen de verkeerde dingen voort die de Here Jezus hier opnoemt: “Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen.”
Daarvoor moest de Here Jezus sterven op ’t kruis om de straf van God te ondergaan. En alleen door een gelovig aanvaarden van die noodzaak en van dat offer wordt ons hart gereinigd.