Op Zaterdag 31 Mei werd er door geheel Nederland een collecte gehouden ten bate van het Rode Kruis. Overal stonden de collectanten, die met rammelende bussen de voorbijgangers tot offeren voor dit goede doel aanmaanden. In verschillende steden waren grote spandoeken uitgehangen, waarop tussen twee Rode Kruistekens maar één woord stond: “Geeft”
Het is niet de eerste keer, dat de een of andere vereniging of liefdadigheidsinstelling ons verzocht de beurs te openen. We raken er aan gewend; we vinden het ook heel normaal, dat we onze medemens door geven helpen; we willen zelfs wel erkennen, dat onze naaste er recht op heeft. Waar we echter nooit aan denken of beter gezegd niet willen denken is, dat er een God is, aan Wie we iets te geven hebben. Reeds in oude tijden horen we Hem door middel van de profeet Maleachi zeggen: “Een zoon zal de vader eren, en de knecht zijn heer; ben ik dan een vader, waar is Mijn eer? en ben ik een Heer, waar is Mijn vrees?” God heeft de schepping en dus ook de mens, dus ook u geschapen, tot eer van Zichzelf. Die God, uw God, vraagt van u: “Geeft Mij eer!” Maar er is niemand, die God eert zomaar uit zichzelf. Ook u niet. Adam was geschapen om God te eren, maar hij zocht eigen eer, wilde als God zijn en … viel. En er is geen mens, die nu, nadat de zonde in de wereld gekomen is, God eren wil of kan. “Allen zijn zij afgeweken.” Wij kunnen God de eer niet geven, die Hem toekomt. Aan zijn eis: “Geeft?” kan de mens niet voldoen. Daarom heeft Hij een ander woord gesproken n.l. “Ik geef”
“Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”
Het is onmogelijk, dat u aan de eis: “Geeft!” kunt voldoen. Daarom moet God u oordelen. U bent een zondaar, een mens, die het doel heeft gemist. Eén, die niet kan bestaan in Gods heilig licht. De Heer zond echter Zijn Zoon jezus Christus, Die op het kruis van Golgotha stierf, ook voor u. Als u in Hem wilt geloven, als u wilt erkennen, dat u zo slecht, zo erbarmelijk bent, dat Hij daar in uw plaats Gods toorn moest dragen, dan wil Hij u met God verzoenen. Nadat het werk der verzoening is volbracht, spreekt God voor de derde maal. Nu is het geen eis, nu is het ook geen mededeling, neen, nu is het een dringend verzoek: “Mijn zoon, geef Mij uw hart!”
Lezer, ontsluit uw hart voor God. Laat Jezus Christus er in toe en ontvang dan vergeving van uw zonden en zie met ons uit naar de eeuwige heerlijkheid, waarin Christus ons brengen zal; waar we volmaakt aan het eerste “Geeft!” zullen voldoen: God zullen prijzen tot in eeuwigheid.
‘Geeft Jezus eer! Hem de Hope der zondaars, Heerlijke naam, der verloor’nen behoud! Komt zonder aarz’len, treedt allen nader! Hij toont ons God als een liefhebbend Vader, Geeft jezus eerl Geeft Jezus eer!”