Een tijdje geleden kwam de tekst ter sprake dat God niemand verzoekt (Jak 1:13).
Slaan we echter Gen 22:1 in de Statenvertaling op dan lezen we daar: ” En het geschiedde na deze dingen dat God Abraham verzocht” en hem vroeg zijn eniggeboren zoon te offeren. Hoe komen we uit dit probleem?
Het woord ‘verzoeken’ kan meerdere betekenissen hebben en dat geeft de oplossing voor dit probleem. Verzoeken kan betekenen:
a. iemand iets vragen, bijv. Ik verzoek je mij de kaas te geven. Daar staat ‘verzoeken’ gelijk met vragen.
b. iemand tot een verkeerde daad willen verleiden. Dat komt voort uit een verkeerde begeerte. Die verkeerde begeerte kan uit het eigen hart voortkomen of uit het hart van een ander, bijv. uit satan.
c. iemand een goede daad voorleggen in de zin van een beproeving. Dat is iets dat God kan doen en dat deed Hij bij Abraham toen Hij hem vroeg zijn eniggeboren zoon te offeren (Gn 22:1)
In geval a gaat het om een ‘neutrale’ vraag, waar men negatief of positief op kan antwoorden.
In geval b gaat het om iemand te willen verleiden tot iets verkeerds. We vinden dat bij Job. Satan brengt hem in moeilijkheden, waartoe God satan de vrije hand geeft.
Satan wil Job verleiden door hem in omstandigheden te brengen waarbij deze zijn geloof in God opgeeft en God ‘zegent’ ofwel God ‘vervloekt’
In geval c gaat het er niet om dat God Job in verleiding brengt zodat hij kwaad doet, maar dat Hij het geloof van Job ‘beproeft’ met de bedoeling dat Job deze beproeving doorstaat en trouw blijft aan God.
In nieuwere vertalingen wordt om de tegenspraak te voorkomen dan ook in geval c een ander woord gebruikt. Het NBG geeft Gn 22:1 zo weer: ‘Het gebeurde dat God Abraham ‘op de proef’ stelde (zo ook de NBV weergave). De vermeende tegenspraak met Jk 1:13 wordt dan ‘voorkomen’.
In de geschiedenis van Job blijkt dat wat satan als een verleiding bedoelt door God als een beproeving wordt gebruikt. De beide kanten van de zaak kunnen dus samengaan, maar dan moeten we wel satans bedoeling en die van God onderscheiden.