Daniël 11:31 – Terugblik in het verleden
Een terugblik in het verleden van Israël zal hier verhelderend werken. Het is namelijk zo, dat in de joodse geschiedenis het gezegde: “l’histoire se répète (de geschiedenis herhaalt zich) op wel zeer treffende wijze bewaarheid is geworden en ook zal worden. Een soortgelijke afval als hierboven beschreven heeft onder Israël meerdere malen plaats gevonden. Meestal ging de vorst daarbij het volk in het kwaad voor.
Na de vestiging van het koningschap begon het al met Salomo, met dien verstande, dat Salomo naast de tempeldienst de afgoderij invoerde. Een stap verder ging koning Achaz, die het koperen brandoffer liet vervangen door een heidens altaar. Het ergst heeft echter Antiochus Epiphanes het gemaakt. Deze Syrische koning, die ook over Palestina de scepter voerde – (hij is de koning van het Noorden uit Daniël 11:31) – heeft met geweld en gesteund door de afvalligen onder de Joden, getracht de hellenistische afgoderij in Israël in te voeren. Hij liet de offerdienst staken, plaatste een beeld van Zeus in de tempel en dwong de Joden om dit beeld te aanbidden. Wie weigerde, werd op gruwelijke wijze ter dood gebracht. Van deze koning profeteerde Daniël dat hij:
“het dagelijks offer zou doen ophouden en een gruwel zou oprichten, die verwoesting brengt”.
De Heer Jezus spreekt echter over deze verandering in de eredienst als over een toekomstig feit. En ook Dan. 12:11 geeft dat aan. Daaruit vloeit voort dat dit gedeelte in de dagen van Antiochus eveneens slechts een vóórvervulling beleefd heeft. Met andere woorden: deze Syrische koning is een type of afschaduwing van een persoon, die in de toekomst hetzelfde zal bewerken. Dergelijke typologische aanduidingen bevat de Schrift heel veel. Zo is Salomo (zie 2 Samuël 7:13, 14) een type van Christus (zie Zach. 6:12; Hebr. 1:5b). Van beide wordt gezegd, dat ze de tempel des Heren zullen bouwen en “Ik zal hem tot Vader en Hij zal Mij tot Zoon zijn”.
Opnieuw vragen we wie dan wel de persoon is, die evenals Antiochus in het verleden, de joodse eredienst zal veranderen. Wie is die Antiochus Epiphanes van de toekomst?
De valse Messias
Een kleine speurtocht door de bijbel zal ons in staat stellen ons een beeld van deze persoon te vormen. Daar is ten eerste een treffend woord uit de mond van de Heer Jezus zelf. Tegen de Joden heeft de Heer eens gezegd:
“Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en gij neemt mij niet aan; als een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen” (Joh. 5:43).
Wat hun algemene strekking betreft, slaan deze woorden op alle valse Messiassen, die in Israël het hoofd zullen opsteken. De Heer heeft aangekondigd dat velen zich als de Christus zullen uitgeven (Matth. 24:5). Maar uiteindelijk doelt de Heer op de persoon die in het laatst van de tijden zich als valse Messias zal voordoen en die een algemene aanhang onder de Joden zal verwerven: “hem zult gij aannemen”. Deze persoon zal in zijn optreden in alles de Christus imiteren: hij zal tekenen en wonderen verrichten. Hij zal ook alle “functies” van de Christus voor zich opeisen. Daaruit volgt al, dat hij ook in relatie zal staan tot het (naam-) christendom, dat in zijn dagen is overgebleven. Jezus Christus is namelijk niet alleen de Messias voor Israël, maar ook “het licht voor de volken”, de “Heiland der wereld”. In dat kader draagt de valse Messias de naam van antichrist en wordt hij in brieven van het nieuwe testament aangekondigd. De apostel Johannes noemt hem “de antichrist” en geeft als kenmerk: “dat hij de Vader en de Zoon loochent” (1 Joh. 2:22) en “niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is” (1 Joh. 4:3).
Een combinatie van dit “Joodse” en “christelijke” aspect van zijn optreden geeft Paulus in 2 Thess. 2. Hij duidt hem aan als “de mens der zonde”, “de zoon van het verderf” en “de wetteloze”, die zich verzet en verheft tegen alles wat God genoemd wordt of een voorwerp van verering is. Hij zal de volkomen afval van het naamchristendom bewerken. Paulus vervolgt echter: “zodat hij zich in de tempel van God neerzet en zichzelf vertoont, dat hij God is”.
Dat iets op zijn optreden in Palestina.
Over zijn rol in de wereldgeschiedenis licht het boek de Openbaring ons nader in. Hoofdstuk 13 toont dat hij niet alleen een rol zal spelen op godsdienstig gebied, maar ook wereldlijke macht zal bezitten. In dit hoofdstuk is sprake van een eerste beest, waarmee het wereldrijk van de toekomst en de dictator daarvan wordt aangeduid. In feite is dit het herleefde vierde rijk van Daniël 2 en 7, het herstelde Romeinse rijk dus.
Ons onderwerp laat niet toe hier een uitwerking van te geven. Aan belangstellende lezers wordt verzocht met de drie reeds genoemde hoofdstukken Openbaring 17 te vergelijken. Vanaf Openb. 13:8 wordt echter een ander beest beschreven, dat alle macht voor het eerste beest uitoefent. Dit beest met de hoornen als van een lam (in zijn optreden dus een imitatie van Christus, het Lam Gods) spreekt als een draak (staat onder duivelse invloed en is de spreekbuis van Satan). De term beest geeft al aan dat hij werkelijke macht bezit, de uitdrukking dat hij alle macht voor het eerste beest uitoefent, bevestigt het. Van dit beest staat verder dat hij voor het eerste een beeld opricht en de mensen dwingt dit te aanbidden. Verder wordt beschreven, dat hij grote tekenen zal doen, wat ook door Paulus in 2 Thess. 2 is aangegeven.
Dit getuigt van zijn activiteiten op godsdienstig gebied. Wat dit laatste betreft, wordt hij aangeduid als “de valse profeet” (Openb. 19:20). De ware profeet is Christus (Deut. 18:15, 18).
In de profetie van Zacharia wordt deze afvallige persoon nog voorgesteld als de “dwaze herder”, die het niet te doen is om het welzijn van het joodse volk – in tegenstelling tot Christus, die de goede Herder is – maar om zijn eigen eer en voordeel (Zach. 11:15, 16).
Ten slotte is er nog de uitdrukking “de koning” zonder nadere aanduiding, waarmee hij in Jes. 30:33 (let op het woordje “ook” aan het begin) en Dan. 11:36 wordt aangegeven.