1-Petrus 4:17 – Herstel gepaard met oordeel en zuivering
We houden ons nu bezig met het tweede punt van Israëls herstel, namelijk dat dit herstel gepaard gaat met oordeel en zuivering. Dit oordeel treft niet alleen de volken, maar ook Israël. Hier geldt het beginsel van 1 Petrus 4:17 dat het oordeel bij het huis van God begint.
In feite is de hele periode van grote verdrukking een tijd van oordeel en loutering, maar naarmate Israëls herstel in zicht komt, zal dit karakter sterker aan ’t licht treden.
Dit “uitzuiverend oordeel” treft zowel de Israëlieten die in het land wonen als hen die onder de volken vertoeven. Met betrekking tot de eersten citeren we nog eens Zach. 13:8, 9 –
“In het gehele land, luidt het woord des Heren, zullen twee derden uitgeroeid worden en de geest geven, maar een derde zal daarin overblijven. Dat derde deel zal Ik in het vuur brengen, en Ik zal hen smelten, zoals men zilver smelt, ja hen louteren zoals men goud loutert. Zij zullen mijn naam aanroepen en Ik zal hen verhoren. Ik zeg: Dat is mijn volk; en zij zullen zeggen: De Heer is mijn God”.
Deze verzen laten zien dat de bekering van Israël, waarover we vorige maand spraken, door deze loutering tot stand komt. Hoe het met de Israëlieten buiten het land gaat beschrijft Ezechiël als volgt:
“Ik zal u onder de herdersstaf doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond. Ik zal de weerspanningen onder u uitziften en hen die tegen mij overtreden hebben; wel zal Ik hen leiden uit het land waarin zij als vreemdelingen vertoeven, maar in het land van Israël zullen zij niet komen” (Ezech. 20:37, 38).
De zifting onder hen vindt dus plaats op het moment dat God bezig is met Israëls herstel. Op weg naar het beloofde land zullen de weerspanningen “uitgezuiverd” worden.
In verband hiermee citeren we nog twee Schriftgedeelten en wel Jesaja 4:4 –
“Wanneer de Here het vuil der dochters van Sion zal hebben afgewassen en de bloedvlekken van Jeruzalem daaruit zal hebben weggespoeld door de Geest van gericht en van uitdelging”.
En Zacharia 13:1 –
“Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging”.
In dit vers komt naar voren de praktische reiniging door de invloed die het woord van God, onder inwerking van de Geest van God, op hen heeft. Vergeving is hun deel en dat op de grondslag van het vergoten bloed van Christus. 1)
Gericht over de volken
De verlossing en het herstel van Israël gaan gepaard met oordeel over de volken die zich ten opzichte van Israël vijandig hebben gedragen. Er zijn een aantal Schriftgedeelten die dit in algemene zin aankondigen, zoals Jesaja 9:3, 4 –
“Want het juk dat drukte, en de stang op zijn schouder, de roede van zijn drijver hebt Gij verbroken als op Midiansdag. Want elke schoen die dreunend stampt, en elke mantel in bloed gewenteld, zal verbrand worden, een prooi van het vuur”.
En Jesaja 30:25 –
“…ten dage van de grote slachting, wanneer de torens zullen vallen”.
of zonder beeldspraak en dus directer:
“Want Ik zal met alle volken waaronder Ik u verstrooid heb, voorgoed afrekenen, maar met u zal Ik niet voorgoed afrekenen”. 2)
De slag bij Armageddon
Dit oordeel over de volken wordt in verschillende fasen voltrokken. Naast de algemene aanwijzingen hierboven genoemd, zijn er andere die meer in details treden.
Ten eerste zin er de legers die opgetrokken zijn naar Armageddom (Openb. 16:12-17).
We vinden daar het eerste beest, of wel het hoofd van het hersteld Romeinse rijk, geassisteerd door het tweede beest, de valse profeet of wel de antichrist, en hun gezamenlijke legers (zie Openb. 13:1 en 8; 17:13, 14). Maar ook de legers van andere volken, zelfs die van de koningen van de “opgang der zon”. Over deze zelfde troepenconcentratie spreekt Joël als hij profeteert:
“Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk”(Joël 3:1, 2).
En in vers 9:
“Roept dit uit onder de volken: Heiligt de oorlog, doet de helden opstaan”,
Vinden we deze oproep tot de oorlog die in Openbaring 16:14 genoemd wordt “de oorlog van die grote dag van de almachtige God”.
Om de profetie van Joël recht te laten wedervaren moet hieraan worden toegevoegd, dat Joël recht te laten wedervaren moet hieraan worden toegevoegd, dat Joël van die oorlog van die grote dag van de almachtige God, niet in eerste instantie de strijd tegen het beest en de antichrist belicht, alleen in de algemene aanduiding van hfdst. 3:1, 9 zijn deze vijanden begrepen. Overigens gaat het Joël er om het oordeel over de omliggende volken te beschrijven (3:4-8, 12) waarbij speciaal de macht uit het Noorden (2:20) de Assyriër vermeld wordt:
Ook Zacharia profeteert hierover:
“…Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen…
en: “Dan zal de Here uittrekken om tegen die volken te strijden …zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg…”
en: “En de Here mijn God zal komen, alle heiligen met Hem” (Zach. 14:1, 2, 3, 5b).
Christus Zelf zal dus verschijnen met zijn hemelse legerscharen en deze vijandelijke legers verslaan. Openbaring 19:19-21 (zie vs. 11-18) sluit hierbij aan:
“En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen, verzameld om oorlog te voeren tegen hem die op het paard zat en tegen zijn legermacht. En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn aangezicht gedaan had… deze twee werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt. En de overigen werdne gedood met het zwaard dat kwam uit de mond van hem die op het paard zat…”
Dan zal Psalm 2:2 in vervulling gaan:
“De koningen der aarde scharen zich in slagorde… tegen de Here en zijn Gezalfde”.
Maar ook vers 9:
“Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stuk slaan als pottenbakkerswerk”.
Oordeel over de omliggende volken
Nadat Judea en Jeruzalem bevrijd zijn en dus de Messias aan hun zijde staat, zullen de omliggende volken geoordeeld worden. Daarin zal het bevrijde volk zelf een actief aandeel hebben.
Ook hier kunnen we algemene aankondigingen en bijzonderheden onderscheiden.
Van de eerste noemen we: Ezechiël 36:7
“Voorwaar, de volken die rondom u wonen zullen zelf hun smaad dragen”.
Micha 5:7, 8:
“Het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natiën te midden van vele volken, als een leeuw onder de dieren des wouds , als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt…” (zie verder ook hfdst. 4:13).
En Zacharia 12:6:
“Te dien dage zal ik de stamhoofden van Juda maken als een vuurbekken tussen het hout, en als een vuurfakkel tussen de garven; dan zullen ze rechts en links alle natiën in het rond verteren…”
Meer in bijzonderheden treden voorzeggingen als Jesaja 11:24 en Zefanja 2:15, waarin verschillende omliggende volken zoals Filistea, Edom, Moab, Ammon, Egypte e.a. genoemd worden. 3)
Toch zullen niet al deze volken totaal worden uitgeroeid. Ook voor hen breekt eenmaal een heilstijd aan zoals o.a. Jer. 48:47; 49:6, 39; Jes. 16:19-25 aangeven.
1) Andere plaatsen die over deze reiniging spreken zijn: Jes. 33:24: Jer. 50:20; Ezech. 11:18; 36:25, 29; Dan. 9:24; Hosea 2:16; 14:2-5; Micha 5:11, 12; 7:18, 19; Zach. 3:9; Jer. 30:11b
2) Zie Micha 5:14; Hab. 3:12; Zef. 1:14-18; 3:8.
3) zie ook Jes. 25:10; 34:5; Joël 3:4; Zach. 9:1-7; Micha 4:13; Zef. 2:9; Obadja.