Bespotten… Geselen… Kruisigen… Opstaan…
Op een landweg aan de oostzijde van de Jordaan, die van het noorden uit naar Jericho leidt, lopen dertien mannen. Het zijn de twaalf discipelen van Jezus Christus met hun Meester. Jericho is niet het einddoel van de tocht, maar slechts een doorgangsstation. Het doel is Jeruzalem, de hoofdstad van Palestina. De stad waar David zijn troon vestigde en Salomo de tempel bouwde. Naar die stad reist nu de Zoon van David, Hij die zeggen kon: ‘meer dan Salomo is hier’. Hij, Jezus Christus, is de enige rechthebbende op de troon, en Hij is ook degene naar wie de tempel met zijn eredienst heenwees.
Kwam Hij om zijn rechten op de troon te laten gelden en zou Hij die zetel desnoods met geweld innemen? De discipelen hopen dat vurig en verwachten eigenlijk niets anders.
De Here houdt hun echter iets anders voor. Zijn program ziet er heel anders uit en Hij schildert hun dat in korte trekken als volgt:
- “Wij gaan naar Jeruzalem”. Dat woord zullen ze met gejuich begroet hebben. Nu gaat het eindelijk gebeuren! Maar dan volgt er iets waar ze niets van begrijpen.
- “En de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden”. Dat strookt helemaal niet met hun ideeën! De zin van dit woord ontgaat hen helemaal, zoals uit het vervolg van het evangelie blijkt. De Heiland weet echter wat er gebeuren gaat. Hij weet ook wie Hem zal overleveren. Eén van de twaalf zal dat met verraad voor elkaar brengen. Toch aarzelt Jezus niet de weg te gaan die God voor Hem heeft bepaald. Hij is namelijk niet gekomen om gediend te worden, maar om zijn leven te geven “tot een losprijs voor velen”.
- “Zij zullen Hem ter dood veroordelen op grond van het feit dat Hij zegt de Zoon van God te zijn. En dat terwijl Hij werkelijk de Zoon van God is: God geopenbaard in het vlees”.
- “En Hem overleveren aan de volken”. In de verwerping van hun Messias zullen de Joden zonder woorden moeten erkennen dat ze rusten onder de vloek van de wet vanwege hun ongehoorzaamheid. Daarom zuchtten ze namelijk onder het juk van de gehate Romeinen.
- Daarna volgen de punten elkaar snel op “om Hem te bespotten, te geselen en te kruisigen”. Geen eer, geen huldebetoon, geen troon, maar een kruis! Een andere weg om de mensen met God te kunnen verzoenen was er niet. Redding: niet door een levende Heiland, maar door een die voor ons in de dood gaat!
- Dat is echter niet het einde. Vanuit de diepte gaat de lijn van het programma weer omhoog. Tot nu toe lijkt het op een fiasco, een nederlaag, een totale mislukking. Dan komt echter de ontknoping. Geen nederlaag, maar overwinning, een overwinning, bevochten op de dood – in wiens greep wij ons bevinden. Een overwinning over satan, wiens gevangenen wij zijn. “Op de derde dag zal Hij opstaan”!
Zo is het ook gebeurd. Punt voor punt is dit programma realiteit geworden. Zo is de grondslag gelegd waarop zondaars met God in ’t reine kunnen komen. Wat blijft er voor die zondaars dan over om te doen? Slechts één ding. Een ding dat zowel nódig als voldóénde is: zich te bekeren en te geloven in de Verlosser.