Een gezegde in ons land luidt: “Als hadden komt, is hebben te laat.” Het is een waar gezegde. Hoe vaak hoor je iemand niet verzuchten: “Had ik maar….” Dan is ’t echter te laat. De kans is voorbij. U zult met de trein mee. Op uw dooie gemak maakt u zich reisvaardig. Op ’t stationsplein ziet u tot uw schrik, dat het bijna tijd is. U vliegt naar ’t loket, door de contróle en ’t perron op … juist gaat de groene plak omhoog. De trein rijdt weg, als u hijgend aan komt stuiven. “Had ik me maar meer gehaast.”, zegt u. Bij een kop koffie in de wachtkamer verbijt u uw ergernis en wacht op … de volgende trein. Zo zou ik door kunnen gaan. Het einde van alle voorbeelden zal echter steeds zijn: Wachten op een volgende kans. Het leven geeft in dit opzicht veel kansen. Daarom worden er ook zoveel kansen gemist. Veronderstel dat uw trein de laatste van die dag was geweest, dan zou u zich vast wel wat meer gehaast hebben.
Eenmaal zult u echter: “Had ik maar..” zeggen en dan is ’t voorgoed te laat. Dan heeft u de laatste kans voorbij laten gaan. Dan zult u zijn in de pijn, in ’t dodenrijk, zoals de rijke man. In afwachting van de opstanding der doden en reeds gevoelend de smarten der hel, de wroeging van uw ziel, zult u ’t uitschreeuwen: “Had ik maar geluisterd, naar ’t evangelie. Had ik maar met m’n zonden tot Christus de toevlucht genomen. Had ik maar aanvaard, dat hij daar wilde sterven en Gods toorn ondergaan in mijn plaats.”
Maar dan is het te laat. Voor eeuwig! Geen volgende gelegenheid. Geen andere kans. Denk er aan: de hel heeft wel een ingang, maar geen uitgang. Tweede kansen zijn er niet. U leeft maar eenmaal en aan deze kant van ’t graf moet u de kans grijpen om gered te worden. Jezus Christus wacht op u. Nu nog wel. Straks niet meer. Neem dan ook nu de toevlucht tot Hem. Ga met heel uw zondig leven tot Hem en grijp de kans om gered te worden. Dan zal ’t nimmer “hadden” worden. Want wie in de Zoon van
God gelooft, heeft het eeuwige leven.