Johannes 17:16 – Kritisch commentaar
Ds. Kwast uit Kollum heeft een artikel geschreven in de Friesche Kerkbode, waarin hij stelling neemt tegen de wijze waarop sommige predikanten de politiek in hun preek betrekken In de Leeuwarder Courant reageert hoofdredacteur Noordmans als volgt op het artikel van de dominee:
Ds. L.H. Kwast, gereformeerd predikant te Kollum (tot voor kort in Leeuwarden) noemt het in de ”Friesche Kerkbode” een “vreemd verschil”, dat veel predikanten destijds op de kansel wel veen aandacht hebben besteed aan de dood van president Allende van Chili, maar de moord op de Spaanse premier Carrero Blanco hebben doodgezwegen. Het kan toch geen verschil maken, dat Allende een linkse politicus was en Carrero Blanco een rechtse? Zo vraagt ds. Kwast, “Moord blijft moord!” Predikanten moeten allereerst het Woord prediken. Ds. Kwast houdt zich hier politiek wel wat al te veel voor de domme. Op zijn wijze redenerend, is er altijd wel een reden te vinden om over politieke zaken op de preekstoel te zwijgen. Dat is ook een vorm van politiek op de kansel. Moord blijft moord, maar gerechtigheid blijft gerechtigheid; dat is de kern van de zaak. De kerk moet in haar prediking aan de kant van de vertrapten en verdrukten gaan staan. Anders worden haar predikanten in plaats van dienaren kwasten van het Woord”.
Deze kwestie zal, gezien enkele vragen die binnenkwamen, zeker de belangstelling van de lezers van de “Bode” hebben. Daarom zullen we er vrij uitvoerig op ingaan.
De stelling van de heer Noordmans, dat de Kerk in haar prediking aan de kant van de verdrukten moet staan, lijkt heel redelijk en zal tegenwoordig door de meeste christenen worden onderschreven. Onze redelijkheid klopt echter niet altijd met de bijbel. Anders gezegd: aan onze redelijkheid zit wel eens een steekje los. Het is jammer dat, voor zover ik kon nagaan, noch ds. Kwast, noch de heer Noordmans hun betoog van een bijbels fundament of uitgangspunt hebben voorzien. Nu is dat tegenwoordig “in”. Er worden kris-kras meningen op tafel geworpen en als je vraagt: “Waar staat dat in de bijbel?”, dan kijkt men je verdwaasd aan of krijg je de term “biblicist” naar je hoofd geslingerd. Dit mag ons er echter niet van af brengen eenvoudig te vragen naar wat de Schrift zegt en het voorbeeld te volgen van een man als Paulus, die in zijn prediking (zie b.v. Hand. 13) en in zijn brieven (denk aan de Romeinenbrief) zich baseerde op Schriftbewijs.
De Kerk heeft in deze wereld geen andere plaats dan Jezus Christus had. Hij heeft Zelf van de zijnen gezegd:
“Zij zijn niet van de wereld, zoals ik van de wereld niet ben” (Joh. 17:16).
Welnu, hoe heeft Christus Zich in deze wereld opgesteld in zijn prediking en in heel zijn houding? Een bijzonder illustratief voorbeeld daarvan staat in Lukas 13:1:
“En er waren terzelfder tijd enigen bij hem, die hem berichtten over de Galileeërs, wier bloed Pilatus met hun offeranden vermengd had”.
Hier was grof onrecht gepleegd door de Romeinse onderdrukker. We mochten daarom verwachten, dat de Heer Jezus zijn stem verheven had en de partij van deze Galileeërs had gekozen! Dit was toch een unieke gelegenheid om de gerechtigheid aan het woord te laten! En te meer hadden we mogen verwachten dat de Heer het voor deze Galileeërs zou opnemen, omdat de mensen, die het bericht brachten, kennelijk niet de partij van hun volksgenoten kozen. Het antwoord van de Heer maakt dat duidelijk. Hun conclusie was namelijk: die Galileeërs moeten wel buitengewone zondaars zijn, dat God heeft toegelaten dat ze vermoord werden, terwijl ze nota bene de Here gingen offeren. Die arme Galileeërs waren dus niet alleen onrechtmatig behandeld door de Romein, maar ook onrechtvaardig (zij het stilzwijgend) beschuldigd door de Jood. Hier moest de Heer toch stelling nemen! Dit kon Hij toch zomaar niet over zijn kant laten gaan! Zo zouden wij zeggen. Maar neemt de Heer dan helemaal geen stelling ten opzichte van wie dan ook? Ja, Hij kiest positie ten opzichte van de Gelileeërs, Pilatus en de berichtgevers tegelijk, omdat Hij stelling neemt voor God met de woorden:
“Meent gij, dat deze Galileeërs groter zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat zij zoiets geleden hebben? Neen, zeg ik u; maar als gij u niet bekeert, zult gij alleen evenzo omkomen” (vs. 2).
Hij weerlegt dus hun foutieve opvatting met: “Neen, zeg ik u”, maar Hij vervolgt niet met een stellingname in het conflict. Integendeel, Hij heeft maar één prediking, namelijk dat men zich moest bekeren.
En bekering heeft niet te maken met de ongerechtigheid van de mensen ten opzichte van elkaar, nee, bekering is een oproep om onze positie ten opzichte van God te veranderen.
Nog een voorbeeld. Er komt iemand bij de Heer Jezus die zegt:
“Meester, zeg mijn broeder, dat hij de erfenis met mij deelt” (Luk. 12:13).
Alweer een verdrukte. Zijn broer wil de erfenis niet met hem delen. Onrecht! Gaat Jezus in zijn prediking aan de kant van deze verdrukte staan? Zijn antwoord bewijst het tegendeel:
“Maar hij zei tot hem: Mens, wie heeft mij tot rechter of deler over u gesteld? En hij zei tot hem: Ziet toe en wacht u voor alle hebzucht; want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven behoort niet tot zijn goederen”.
De Heer Jezus kiest geen positie tussen de beide broers. Hij kiest de kant van God en vandaar uit heeft Hij een boodschap, niet alleen voor de andere broer, maar ook voor hem, die zich komt beklagen. De hebzucht heerste namelijk niet alleen in het hart van hem die de bezitter van de erfenis was, maar net zo goed in het hart van de benadeelde.
Kortom, de Heer geeft onpartijdig een oordeel, niet over situaties, maar over ons hart. En als het gaat om het hart, gaat er niemand vrij uit. Dan zijn er geen onderdrukkers of onderdrukten, maar alleen zondaars. En voor zondaars heeft God een boodschap. Jezus Christus heeft zijn discipelen dan ook niet uitgezonden om te strijden tegen structuren, die ongerechtigheid in stand houden. Jezus Christus heeft hen niet opgedragen in hun prediking aan de kant van de verdrukten te gaan staan. Hij heeft ze bevolen te prediken:
“en in zijn naam (moet) gepredikt worden bekering en vergeving van zonden onder alle volken…” (Luk. 24:47).
Dat is de kern waarom het gaat. Moord blijft moord, of die nu gepleegd wordt door onderdrukkers of onderdrukten, en de prediking van de Kerk – beter gezegd: de prediking van de christenen – in deze wereld kan alleen maar zijn: bekering zonder onderscheid.
Trouwens er is nog iets merkwaardigs aan de stelling, dat de Kerk in haar prediking aan de kant van de verdrukten moet gaan staan. Wanneer namelijk de kerk werkelijk haar roeping had verstaan, dan zou haar situatie in de wereld zo zijn, dat een dergelijke oproep in feite dwaasheid is.
Pas deze stelling eens toe op de gelovigen in Rusland. Dat zijn juist degenen, die verdrukt worden. De Kerk daar heeft niets te kiezen. Zij is juist degene, die vertrapt wordt. Eigenlijk is dat haar “normale” positie, zoals de Heiland ook gezegd heeft:
“Als zij mij vervolgd hebben, zullen zij ook u vervolgen”. (Joh. 15:20, zie ook vs. 18 en 19).
De grote fout is juist geweest dat de Kerk, na de christenvervolging het Romeinse rijk, als organisatie een positie in de wereld is gaan innemen en totaal vergat dat ze niet van de wereld was. Vanaf die tijd is de grens tussen wereld en Kerk vervaagd. De wereld werd een beetje christelijk en de christelijke Kerk werd werelds. Met het vervagen van de grens is ook de tegenkanting van zijn wezenlijke scherpte beroofd. Vervolging was er niet meer bij. De Kerk werd zelfs een in de wereld min of meer gewaardeerd instituut. De Kerk werd zelfs een in de wereld min of meer gewaardeerd instituut. De Kerk heeft zich echter niet alleen laten verleiden om in de wereld een positie in te nemen. Ze heeft in het verleden bij de bepaling van haar keuze dikwijls de partij gekozen van de sociaal-sterken, van de kant waar het onrecht heerste. Dat de Kerk voor velen op deze manier haar gezicht verloren heeft, is een duidelijke zaak. Men meent dat nu te herstellen door zeer offensief de partij van de verdrukten te kiezen, maar daarmee maakt men het er niet beter op. Want de verdrukte lijdt niet alleen onrecht, maar doet op zijn wijze eveneens onrecht. En in het protest tegen de ene moord staat de Kerk medeschuldig aan de volvoering van een andere. In plaats namelijk van verdrukker en onderdrukte gelijkelijk op te roepen zich te bekeren, stelt de Kerk zich aan de kant van de onderdrukte, en dat blijft tegenwoordig vaak niet bij prediking, – geen woorden, maar daden immers –, en draagt ze door haar steun de medeverantwoordelijkheid voor de daden van de verdrukte. Ik denk hierbij aan de financiële steun die de Wereldraad van Kerken geeft aan bepaalde verzetsbewegingen.
Als de Kerk werkelijk in de wereld stond, zoals Christus dat deed, dan zou haar deel misschien niet altijd bloedige vervolging, maar wel altijd minachting en verwerping zijn. Dan had ze geen positie te kiezen, dan zou haar positie duidelijk geweest zijn, zoals die van de gemeente te Jeruzalem voor elke buitenstaander duidelijk was. Die positie kan de Kerk alleen innemen door zonder onderscheid de wereld voor te houden dat er niemand is die goed doet, dat we als mensen allen schuldig staan voor God en dat die God ons onverbiddelijk oproept tot bekering.
Dit was betreft de prediking en houding van de gelovigen in de wereld. Is er dan niets meer te doen? Gods water maar over Gods akker laten lopen? Laten we dan eens nagaan wat de Schrift ons als christenen voorhoudt over ons praktisch leven. Dan zijn er legio vermaningen: om gastvrij te zijn, behulpzaam waar nood wordt geleden, mededeelzaam, enzovoort.
We hoeven beslist niet met de armen over elkaar te zitten. Er zijn acties genoeg die tot doel hebben een christelijke handreiking te verrichten aan hen die in nood zijn. Inderdaad ware het te wensen dat de christenen in deze hun taak beter hadden verstaan. Laten we dichter bij huis blijven: wij moeten die taak beter verstaan en de Goddelijke vermaning om “goed te doen aan allen” (Gal. 6:10) meer ter harte nemen. Dan zou ons christen-zijn voor onze buurman veel geloofwaardiger te worden.
In dit artikel gaat het echter over een heel andere zaak, namelijk om positiebepaling tussen partijen hier op aarde.
Zodra de christen zich hiertoe laat verleiden, heeft hij zijn positie als “niet van deze wereld” prompt verloren.