Genesis 1:5
Vraag:
Het licht van de eerste scheppingsdag noemt God dag, het grootste licht is tot heerschappij over de dag. Hoe moeten we dit verstaan?
Antwoord:
De Bijbel spreekt op drie manier over dag en nacht.
1). Dag als identiek met licht, nacht als identiek met duisternis (afgezien van enige tijdsduur).
2). Dag als een langere tijdsperiode, die gekenmerkt wordt door een bepaald handelen van God of door een bepaalde geestelijke waarde. Zo spreekt de Schrift over ‘de dag des heils’, ‘de dag des Heren’ (die voor de goddelozen duisternis betekent (Amos 5: 18)). Eenzelfde periode kan zowel als een periode van dag alswel van nacht beschouwd worden. Wat het evangelie betreft is het de dag des heils en straks komt voor de wereld de nacht van Gods oordeel. Voor de gelovigen is dezelfde periode een tijd van nacht wat de vervolging en de duisternis in deze wereld betreft en komt de dag van de verheerlijking. Zo zegt Rom.13: 12: ‘De nacht is vergevorderd en de dag is nabij’.
3). Dag als deel van een etmaal, of het hele etmaal. In Gen.1: 5a is sprake van licht als dag en duisternis als nacht in algemene zin. Dag is identiek met licht. In Gen.1: 5b, 8, 13 enz. wordt met de dag gedoeld op een etmaal (of dat een etmaal van 24 van onze uren was, laten we hier rusten). In Gen.1: 16 wordt met dag gedoeld op het lichte deel van het etmaal, met nacht het duistere deel. Zo spreken wij over dag en nacht, die samen een etmaal vormen. De zon beheerst het lichte deel en maakt het tot het lichte deel van het etmaal, aan de maan is het nachtgedeelte toegewezen evenals aan de sterren.