Met de dood is het uit…?
Moderne sadduceeën
De naam farizeeër is bij velen, die overigens weinig van de bijbel weten, wel bekend. Vrome farizeeër, schijnheilige farizeeër… het is een gangbaar scheldwoord geworden. En helaas moet toegegeven worden, dat er in de christenheid genoeg mensen zijn die zich een dergelijke aanduiding waard hebben gemaakt. Uiterlijk zo godsdienstig en vroom als wat, maar wee als je in de handel met ze te maken krijgt. Velen weten echter niet dat er nog een tweede groep Joden in de bijbel ’n aparte vermelding krijgt. Dat zijn namelijk de sadduceeën. Het woord sadduceeër is nooit ingeburgerd in onze taal, dit in tegenstelling met de uitdrukking farizeeër, en toch zijn er in het christendom zeker zoveel sadduceeërs als farizeeërs.
De sadduceeën zou je de vrijzinnigen van de oude tijd kennen noemen. Ze stonden open voor vreemde invloeden en namen het met de bijbel niet zo nauw. Van een opstanding bijvoorbeeld wilden ze niets weten, hel en hemel daar moest je bij hen niet mee aankomen. Ze bekeken de bijbel door hun materialistische bril, en wat niet direkt met de rede strookte schreven ze af.
Zo zijn er vandaag de dag genoeg die hun eigen godsdienst hebben opgebouwd: een beetje christendom aan de bijbel ontleend en ’n hele hoop eigen ideeën en daar een aftrekseltje van, klaar is kees. En wat ze met hun verstand niet direkt rijmen kunnen wordt met een: “Hoe kan dat nou?”aan de kant gegooid. Moderne sadduceeën…!
Er waren eens zeven broers
Deze sadduceeën nu komen bij Jezus met een vraag. Niet echt met een vraag waarop ze graag een antwoord willen hebben, nee, met een strikvraag. Deze nuchterlingen, die alleen maar willen geloven wat ze zien, komen met een zeer onwaarschijnlijk verhaaltje bij de Here Jezus. Het lijkt net een sprookje: “Er waren bij ons zeven broers. De een trouwde, maar stierf kort daarop zonder kinderen na te laten. Volgens de wet van Mozes moest zijn broer toen met de weduwe trouwen (zogenaamde zwagerhuwelijk), en zou het eerste kind uit dit huwelijk op naam van de oudste broer komen te staan, zodat diens erfdeel onder Israël bewaard bleef. Maar ook die tweede broer stierf zonder kinderen na te laten, en zo ging het met de derde, de vierde enzovoort… tot de zevende toe. Tenslotte stierf ook de vrouw. Dit was het mooie verhaaltje, en nu kwam de vraag: “Van wie van de zeven zal ze dan in de opstanding de vrouw zijn? Want allen hebben haar tot vrouw gehad.” Met deze vraag meenden ze de onmogelijkheid van de opstanding te hebben aangetoond. Dom, oerdom geredeneer.
Precies zo dom zijn de moderne loochenaars van de opstanding met al hun argumenten van: “Hoe kan dat nou?”
Gij dwaalt…
De Heiland legt deze sadduceeën met een paar woorden de oorzaak van hun dwaling uit: “Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet noch de kracht Gods.”
Deze Joden wilden de bijbel met de bijbel bestrijden, maar ze kenden de bijbel niet goed. Zo gaat het ook de modernen van nu. Zonder goed te lezen of te begrijpen wat er staat wil men de bijbel gaan ontzenuwen. De Here maakt zijn vraagstellers duidelijk dat de mensen in de opstanding niet huwen, dat er dan andere verhoudingen gelden dan de aardse, lichamelijke banden. Zover hadden de sadduceeën echter niet nagedacht.
En ten tweede beroept Christus zich op een naam van God, die de sadduceeën ook respecteerden, namelijk de term: De God van Abraham, Izaäk en Jakob. Als Abraham, Izaäk en Jakob voorgoed verleden tijd zijn, wat heeft het dan voor zin dat God zich – nog steeds – hun God noemt? Dan zou God een naam dragen die aangeeft dat het verleden voorgoed verleden is. Maar God is niet een God van dode mensen, maar van levenden. Abraham, Izaäk en Jakob bestaan voor Hem, ook al zien wij ze niet en is hun lichaam verteerd in de aarde. En eenmaal in de dag der opstanding zal God hun zielen weer een lichaam geven, een verheerlijkt lichaam, zodat ze als komplete mensen voor hem zullen leven in de heerlijkheid.
De wens is de vader van de gedachte
Waarom wilden de sadduceeën dat het met de dood uit was, en waarom willen zovelen dat nog steeds? Zijn het bezwaren van het verstand die hun dwars zitten? Kunnen ze het niet aanvaarden dat er een opstanding is, omdat ze zich dat onmogelijk kunnen voorstellen? Of …. zijn het argumenten van het geweten? Willen ze liever geen opstanding, omdat opstanding verantwoording afleggen met zich meebrengt? Willen ze soms liever het verleden voorgoed laten rusten, omdat ze met dat verleden niet geconfronteerd willen worden? Het lijkt mij toe dat voor velen dit laatste argument de doorslag geeft. Maak u echter niets wijs. Het is met de dood niet uit. De bijbel zegt: “Zoals het de mensen beschikt is eenmaal te sterven en daarna het oordeel” ( Hebreeën 9 : 27).
Er volgt oordeel, rekenschap afleggen… En de bijbel kent maar één middel om aan dat oordeel te ontkomen, namelijk door zich te bekeren en te geloven in Jezus Christus. Van zulke mensen geldt: “Wie in de Zoon gelooft komt niet in het oordeel” ( Joh. 5 : 24; 3 : 18).