Wee u of welgelukzalig?
Je vindt in de bijbel twee uitdrukkingen, die totaal tegengesteld zijn en die beide de situatie van een mens ten opzichte van God aangeven.
De eerste is: “Wee u”. In het oude testament vinden we deze uitdrukking in hoofdstuk vijf van de profeet Jesaja maar liefst zes keer. Het wee wordt daar uitgesproken over afpersers, die het ene bezit na het andere verwerven; over dronkaards; over mensen die in allerlei zonden leven; over hen die zwart wit en wit zwart noemen, die dus de normen aan de kant zetten; over hoogmoedigen, die zichzelf een hele piet vinden en over mensen die het recht verbuigen. Een hele staalkaart van zondaars dus. Die opsomming laat zien, dat er niets aan het oog van God voorbij gaat. Hij merkt het op en Hij kan alleen maar zeggen: Wee, die mensen”.
In het nieuwe testament hebben we ook een “wee-hoofdstuk”, namelijk Mattheüs 23. In dat hoofdstuk wordt een zevenvoudig wee uitgesproken over de schriftgeleerden en de farizeeën. “O, zegt u, dat is dus niet voor mij, want tot dat volk behoor ik niet en nog minder behoor ik tot de sekte van de farizeeën. Pardon, niet te vlug. Het zou namelijk kunnen zijn dat er toch een klein farizeeërtje in uw hart schuilt.
Misschien bent u helemaal niet christelijk dus met vrome huichelarij hebt u niets te doen. Maar bestaat er geen onvrome huichelarij? Trouwens de eerste zonde, die de Heer de farizeeën voorhoudt is niet het kwaad van huichelarij. Nee, het bestaat hierin, dat de farizeeërs zelf het evangelie niet aannemen en anderen die het willen aannemen pogen te verhinderen dat te doen. Heeft u zich misschien aan dat kwaad schuldig gemaakt? Zelf moet u van de bijbel en het kruis niets hebben en wie wel ernst wilde maken met het heil van zijn ziel heeft u door spotternij ervan afgehouden. Dan geldt ook van u: Wee u.
Het tweede kwaad van de farizeeën is dat ze stad en land aflopen voor hun groepje en hun volgelingen tot net zulke huichelaars maken als ze zelf zijn. Dit kwaad kom je het meest op godsdienstig terrein tegen. Propaganda voor het eigen groepje. Zieltjes winnen, niet voor de Heer, maar voor de eigen club. Maar is dit euvel buiten de godsdienst onbekend? Ziet u soms niet graag dat de mensen uw mening aanhangen? Maakt u misschien fanatieke propaganda voor uw politieke partij, uw club of weet ik waarvoor en dat alleen uit eigen belang? Dan bent u geen haar beter dan de godsdienstige dweper en geldt het “wee u” ook u.
Zo zou ik alle zeven punten na kunnen gaan en kunnen laten zien, dat mooi praten aan de deur en roddelen achter de horretjes per se niet beperkt is tot godsdienstige farizeeërs. Het ophouden van schijn of dat nu godsdienstige, morele of fatsoenlijke is, is een vorm van farizeeïsme, waar de Heer het “Wee u” aan verbindt.
Maar er is een andere term, een mooiere uitdrukking, namelijk “Welgelukzalig” of “Zalig”. Op wie is die term van toepassing? Leest u Romeinen 4 : 7 maar:
“Zalig zij, wier ongerechtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn. Zalig de man, wiens zonden de Here geenszins zal toerekenen.”
Dat slaat dus op mensen die hun zonden voor God hebben beleden. Die hun kwaad niet hebben verdoezeld door mooie schijn, maar het eerlijk aan God hebben opgebiecht en in het geloof het offer van Christus hebben aanvaard, om voortaan met Hem te leven.
Behoort u nog tot de “wee-u-mensen” of tot hen, die geloven en die “zalig” worden genoemd? Of vindt u het geloof zo’n onwerkelijke zaak dat u er niet koud of warm voor loopt? U gelooft alleen wat u ziet en van God hebt u nog nooit wat ontdekt? U stelt dat er nog nooit iemand uit de dood is teruggekomen. Kortom, de geijkte tegenwerpingen. Alsof de schepping niet één stuk bewijs van Gods bestaan is, alsof er van de opstanding van Jezus Christus niet meer getuigen zijn geweest, die hun bevindingen schriftelijk hebben vastgelegd, dan van ’t bestaan van Julius Caesar. Maar u wilt het eerst zien… Weet u wat de bijbel zegt: “Zalig zij, die niet gezien hebben en nochtans geloven (Joh. 20 : 29)
Wilt u bij de “wee-mensen” blijven behoren of toch liever bij hen, die God “zalig” noemt?