Daniël – Elke uitlegger staat voor een moeilijkheid
We hebben gezien hoe de droom van Nebukadnezar elke uitlegger voor een moeilijkheid plaatst. De kwestie waar het daarbij om gaat is deze:
a) Nebukadnezar aanschouwt een beeld, dat uit vier hoofddelen bestaat, waardoor vier achtereen-volgende wereldrijken worden voorgesteld. Deze rijken zijn: het Babylonische, het Medisch-Perziscbe, het Grieks-Macedonische en het Romeinse rijk.
b) Vervolgens ziet de monarch een steen, die zonder menselijk toedoen losraakt. Deze slaat het beeld en verpulvert het. Daarop wordt die steen tot een grote berg, die de hele aarde vervult.
Daarmee wordt de Messias en het rijk, dat Hij opricht aangeduid.
c) De achter ons liggende geschiedenis laat echter zien, dat het Romeinse rijk verdwenen is, zon-der dat het rijk van de Messias is opgericht.
Om het hierbovengestelde probleem op te lossen zijn in principe twee soorten verklaringen gelan-ceerd. Deze komen hierop neer, dat men:
- het rijk, dat door de steen wordt voorgesteld, ergens in het verleden poogt te plaatsen, of
- het Romeinse rijk zijn identiteit laat verliezen en spreekt over het vage begrip “wereldmachten”.
Zoals reeds eerder aangetoond, wordt in beide gevallen tekort gedaan zowel aan de uitspraken van de Schrift als aan de historische gegevens.
Drie uitgangspunten
Onjuiste meningen toetsen is één ding, de goede oplossing geven is een andere zaak. Om tot die goede oplossing te komen, zullen we een paar uitgangspunten duidelijk moeten stellen. Ten eerste mogen we nooit met Schriftgegevens “manipuleren” door hun betekenis om te buigen naar onze mening toe, of door ze uit te hollen wat hun inhoud aangaat.
Het vierde wereldrijk is het Romeinse rijk en blijft het Romeinse rijk. We hebben geen enkel recht dit begrip te vervagen tot “wereldmachten”. Zo is het rijk van de Messias een rijk, dat hier op aarde wordt gevestigd en DAT DE PLAATS INNEEMT VAN DE VIER WERELDRIJKEN.
Het koninkrijk van Jezus Christus is niet van deze aarde, het wordt op een andere wijze gevestigd en volgens andere beginselen geregeerd als de koninkrijken der volken. Dat neemt echter niet weg, dat het wel terdege een rijk op deze aarde zal zijn. Zowel het oude als het nieuwe testament spreken hier uitvoerig over.
Ten tweede moeten we altijd – en bij een profetisch onderwerp wel zeer in het bijzonder – Schrift met Schrift vergelijken. Geen enkele profetie staat op zichzelf. Wie dat beginsel niet terdege in re-kening brengt, vervalt tot een eigenmachtige uitleg (zie 2 Petr. 1:20, 21).
Welnu, Gods Woord komt op andere plaatsen op deze vier wereldrijken, en wel in het bijzonder op het laatste ervan, terug. Deze gedeelten behoren dus in de beschouwing betrokken te worden.
In de derde plaats moeten we zeer voorzichtig omgaan met historische gegevens. Deze kunnen een bepaalde uitleg, die op grond van uitspraken in de Schrift wordt gegeven, steunen, ze mogen de uitleg echter nooit beheersen. In dit opzicht wordt maar al te vaak klakkeloos aangenomen, dat een bepaalde gebeurtenis een vervulling is van de profetie
Hoe zit het dan wel?
Op grond van deze uitgangspunten komen we dan tot de volgende verklaring van Daniël 2:
a. Het beeld dat Nebukadnezar zag, stelt vier en niet meer dan vier wereldrijken voor. Dit blijkt uit het feit, dat er slechts vier hoofdbestanddelen, te weten goud, zilver, koper en ijzer worden ver-meld. Het laatste rijk zal in de laatste fase van zijn bestaan een innerlijke struktuurverandering ondergaan, die wordt aangegeven door het feit, dat in de voeten van het beeld ijzer vermengd wordt met leem. Daarnaast vindt er een uitwendige vormverandering plaats, die door de tenen wordt aangeduid. Het blijft echter het vierde rijk; het verliest zijn identiteit niet. Dat wordt on-derstreept door het visioen aangaande de vier dieren, waarover Daniël in het zevende hoofdstuk van zijn boek spreekt (zie later).
b. Deze vier wereldrijken worden door de Schrift zelf geïdentificeerd als het Babylonische, het Medisch-Perzische, het Grieks-Macedonische en het Romeinse rijk (zie voorgaande artikelen). Profetisch gezien is het Romeinse rijk dus het laatste wereldrijk op aarde.
c. Zoals reeds gezegd, stelt de steen, die tot een grote berg wordt, het Messiaanse rijk van Jezus Christus voor. Jezus Christus Zelf maakt een eind aan de genoemde heerschappij en zijn ko-ninkrijk komt in de plaats van deze wereldrijken. Het gezag dat eenmaal aan de volkeren (beter gezegd: hun regeerders) is toevertrouwd, wordt hen door God ontnomen en in de hand van Jezus Christus gelegd:
“ … en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is” (Dan. 7:14).
Met deze verklaring, die alleen op de Schriftgegevens gegrond is, wenden we ons nu tot de historie. Het Romeinse rijk is er niet meer, accoord, maar wat zegt dat? Eenvoudig dit, dat er in de geschie-denis van het Romeinse rijk een hiaat zit. Volgens de profetie moet dit rijk er zijn als Christus ver-schijnt om zijn koninklijke macht te aanvaarden. Ergo: het Romeinse rijk zal weer worden opge-richt om de laatste fase van zijn bestaan in te gaan.
Als we niet meer hadden dan Daniël 2, hadden we toch voldoende gegevens om deze konklusie te trekken, en de titel van deze artikelenserie “de droom van Nebukadnezar en het ontwaken van Eu-ropa” te rechtvaardigen.
Maar dat hiaat dan?
Ondertussen zullen toch velen met dat hiaat in hun maag zitten, om het eens populair te zeggen. Dat is te begrijpen, want Daniël 2 doet het voorkomen alsof het Romeinse rijk vanaf zijn oprichting tot aan zijn vernietiging bij de komst van Jezus Christus één aaneengesloten geheel vormt. Dit hoeft echter beslist geen “onverteerbare zaak” te zijn. Zulke hiaten kent de profetie immers zoveel. Neem bijvoorbeeld Jes. 9:5. Daar wordt de geboorte van Christus zonder overgang verbonden met zijn heerschappij. Maar tussen die beide zit een groot hiaat. Door zich daarop blind te staren hebben de Joden geen oog gehad voor het lijden van de Christus. Zij weigerden het hiaat “op te vullen” met de gegevens die door andere Schriftplaatsen worden aangedragen. Ander voorbeeld: in Zach. 9:9, 10 wordt zonder enige overgang het binnenrijden van de Heer Jezus op het veulen van een ezelin in Jeruzalem verbonden met zijn regering “van zee tot zee, en van de Rivier tot de einden der aarde”. Tussen beide ligt echter, zoals we weten, een geweldig tijdsverloop. Deze twee voorbeelden zouden met vele te vermeerderen zijn. Ze zijn echter voldoende om te laten zien, dat het klaarblijkelijk op-treden van een hiaat in een bepaald profetisch gegeven, ons niet in verwarring hoeft te brengen.
Maar er is meer…
Dat is echter nog niet alles. We hebben meer dan Daniël 2 en nu komt het belang van ons tweede uitgangspunt: Schrift met Schrift vergelijken om de hoek kijken. Het boek de Openbaring geeft na-melijk belangrijke informaties betreffende het vierde wereldrijk. Er is al op gewezen in de vorige artikelen, maar het mag hier nog wel eens worden herhaald, dat Openb. 17 de volgende karakteris-tiek van “het beest” geeft: “dat het was en niet is en zijn zal” (vs. 8). Hier wordt dus met evenzoveel worden het hiaat in het bestaan van het Romeinse rijk aangegeven!
Wanneer we dan ook stellen, dat het Romeinse rijk weer zal worden opgericht, maken we ons niet aan wilde fantasieën schuldig. Integendeel, we staan daarbij op stevige schriftuurlijke basis.
Wenden we ons nu opnieuw tot de historie en wel tot onze eigentijdse geschiedenis, dan ontdekken we dat er in Europa een streven is naar éénwording. We zien dat Europa ontwaakt. En dit ontwaken mogen en moeten we kenschetsen als het voorspel van het weer oprichten van het Romeinse rijk. Wat dat betreft leven we in een uiterst belangrijke tijd! Daniël 2 is aktueler dan ooit!
Een leerstellig artikel?
Waren de vorige beide artikelen kritisch van aard – ik toetste toen een drietal onjuiste verklaringen – dit artikel is leerstellig en zou de indruk kunnen wekken zuiver uitlegkundig te zijn. Wie die indruk heeft, zou ik er op willen wijzen, dat hier belangrijke zaken op de achtergrond meespelen, die diep in ons geloofsleven ingrijpen.
Ten eerste is hier de waarde van het Woord van God in het geding.
Het gaat om de vraag of God zijn Woord vervult ZOALS HIJ HET HEEFT GESPROKEN. Als Daniël 2 niet letterlijk vervuld wordt, zoals het er staat, welke garantie hebben we dan dat de belof-ten betreffende ons persoonlijk heil ooit daadwerkelijk zullen worden waargemaakt?
Bovendien, welk recht hebben we dan om de evangelieverhalen, de voorschriften voor de gemeente en noem maar op, letterlijk te nemen? Dan komt alles op losse schroeven te staan.
Vele orthodoxe Schriftuitleggers zijn merkwaardig inkonsekwent. Als het gaat om de geschiedkun-dige mededelingen en om de reeds vervulde profetieën, leggen ze alles uit naar dat het er staat.
Zodra echter de onvervulde profetieën aan bod komen, maken ze een zwenking. Direkte, strikt be-paalde uitspraken van Gods Woord worden vervaagd, vergeestelijkt of veralgemeniseerd.
Dit manipuleren met het profetisch woord (en dat is het toch in feite: het naar je eigen hand zetten) gaat er in de praktijk vaak mee gepaard, dat men ook bepaalde voorschriften, die in de brieven aan de gemeente gegeven worden, niet zo konkreet en letterlijk neemt, ook al zegt men de Schrift volle-dig als het Woord van God te aksepteren.
Ten tweede gaat het om de vraag of het profetisch woord werkelijk een lamp is voor onze voet, of slechts een nevelachtig schijnsel, waarbij we onze weg moeten zoeken. Als we het profetisch woord niet konkreet hebben te nemen dan zullen we de tijd waarin we leven nooit kunnen herkennen en de voorafschaduwing van de toekomstige profetische gebeurtenissen nooit kunnen duiden. Om kon-kreet te zijn: de terugkeer van Israël in Palestina is een teken aan de wand voor wie het profetisch woord recht laat wedervaren, de eenheidsbeweging in Europa is dat ook, evenals het oecumenisch streven, enz. Dit alles verliest zijn “tekenende waarde” als we de profetie gaan vervagen en de hier-boven gestelde leerstellige uitgangspunten verwaarlozen.
Ten derde – en dat is het belangrijkste – hebben we in het laatste geval geen oog voor het volkomen “rechtsherstel” dat de Gekruisigde ten deel zal vallen. Op deze aarde waar Hij zijn smaad, Hem door de mens aangedaan, heeft gedragen, zal Hij in heerlijkheid regeren. En hetzelfde Romeinse rijk, dat door middel van zijn vertegenwoordigers Hem in het verleden een plaats tussen de misda-digers heeft gegeven, zal in de toekomst zijn macht en majesteit ervaren en door Hem geoordeeld worden.
Ieder mens persoonlijk zal moeten boeten voor zijn daden, tenzij hij zijn schuld heeft laten afwassen door het bloed van Jezus Christus. De wereld als zodanig zal geoordeeld worden door de Zoon des mensen, omdat ze haar Schepper verworpen heeft. Daarnaast echter draagt elk volk en elk rijk, ja, elke stad verantwoording voor zijn daden. Het zal Tyrus en Sidon draaglijker zijn in de dag van het oordeel dan Kapernaüm en Bethsaïda!
Het Romeinse rijk is het laatste van de vier rijken aan wie God het gezag op aarde heeft toever-trouwd (Dan. 2:37, 38). Het misbruik van dit gezag, dat op het ergst in het kruis tot uitdrukking kwam, zal in rekening gebracht worden! Namelijk wanneer God dit gezag terugeist en in handen legt van de Zoon des mensen. Zijn eer en zijn heerlijkheid zijn hier in het geding, dat mogen we nooit vergeten.
In een volgende serie hoop ik aan de hand van Daniël 7 de juistheid van de hierboven gegeven uit-leg van Daniël 2 nog eens te bevestigen